1.
Werkrichting
2.
Sluit alle detectiedraden aan op het uiteinde van de
las.
3.
Sluit alle werkdraden aan op het begin van de las.
Afbeelding 7
Slechte aansluiting
Elektrische stroming van boog #1 beïnvloedt
detectie #2.
Elektrische stroming van boog #2 beïnvloedt
detectie #1.
Geen van beide detectiedraden detecteert de juiste
werkspanning, wat starten en inactiviteit van de
lasboog veroorzaakt.
Betere aansluiting
Detectie #1 wordt alleen beïnvloedt door lasstroom
van boog #1.
Detectie #2 wordt alleen beïnvloedt door lasstroom
van boog #2.
Door spanningsval over het hele werkobject kan de
boogspanning laag zijn, waardoor mogelijk moet
worden afgeweken van standaard procedures.
Beste aansluiting
Nederlands
Beide detectiedraden zijn buiten de stroompaden.
Beide detectiedraden detecteren de
boogspanning nauwkeurig.
Geen spanningsval tussen de boog en de
detectiedraden.
Beste start, beste bogen, meest betrouwbare
resultaten.
Aansluitingen besturingskabels
Algemene richtlijnen
Deze richtlijnen zijn van toepassing op alle
communicatiekabels, ook de optionele DeviceNet-
en Ethernetaansluitingen.
U dient altijd de authentieke Lincoln-
besturingskabels te gebruiken (tenzij anders
vermeld). Lincoln-kabels zijn speciaal ontworpen
voor de communicatie- en stroombehoeften van de
®
/MAXsa™-systemen. De meeste
Power Wave
kabels zijn ontworpen om eind-tot-eind te worden
aangesloten, met het oog op gebruiksgemak.
Gebruik altijd zo kort mogelijke kabels. Rol
teveel aan kabel NIET op. Het valt aan te raden
dat de totale lengte van de besturingskabel niet
meer dan 30,5 m bedraagt. Het gebruik van niet-
standaardkabels, vooral als ze langer zijn dan 7,5
m, kan communicatieproblemen (uitschakeling van
het systeem) veroorzaken, onvoldoende
motoracceleratie (onvoldoende boogstart) en lage
draadaandrijfkracht (draadaanvoerproblemen).
De beste resultaten worden verkregen wanneer
de besturingskabels apart van de laskabels
worden geleid. Hiermee minimaliseert u de kans
op interferentie tussen de hoge stromingen door de
laskabels en de laag-niveausignalen in de
besturingskabels.
Veelvoorkomende
apparatuuraansluitingen
Aansluiting tussen MAXsa™ Controller en
draadaandrijving van de serie MAXsa™ (K1785-xx)
De besturingskabel van de draadaandrijving met 14 pins
(K1785-xx) sluit de controller (MAXsa™ 10 of MAXsa™
19) aan op de draadaandrijving (MAXsa™ 22 of
MAXsa™ 29). Deze kabel moet zo kort mogelijk zijn.
Aansluiting tussen stroombron en de MAXsa™
Controller (K2683-xx - ArcLink besturingskabel).
Systemen met een enkele boog en met een tandemboog
worden gewoonlijk bestuurd door een MAXsa™ 10
Controller. Bij een tandemtoepassing of systeem met
meerdere bogen vereist elke boog een eigen speciale
controller.
De ArcLink besturingskabel met 5 pins sluit de
stroombron aan op de MAXsa™ 10. Als er meer dan
een stroombron per boog is, sluit hij de MAXsa™ 10 aan
20
Afbeelding 8
Nederlands