Elektrode- en werkstukaansluitingen
Algemene richtlijnen
Door de unieke schakelstructuur van de Power Wave
AC/DC 1000 SD CE kan deze positieve gelijkstroom,
negatieve gelijkstroom of wisselstroomuitvoergolfvormen
produceren zonder dat de werkstuk- en elektrodedraden
opnieuw geplaatst hoeven te worden. Bovendien zijn er
geen DIP-schakelaarwijzigingen nodig om om te
schakelen tussen de verschillende polariteiten. Dit wordt
allemaal intern bestuurd door de Power Wave
1000 CE en uitsluitend gebaseerd op de
lasmodusselectie.
De aanbevelingen hierna gelden voor alle
uitvoerpolariteiten en lasvormen:
Kies de geschikte kabelformaten op basis van
de onderstaande "richtlijnen uitgangskabels".
Excessieve spanningsval veroorzaakt door te kleine
laskabels en slechte verbindingen resulteert vaak in
lasprestaties die niet naar tevredenheid zijn.
Gebruik altijd de grootste laskabels (elektrode en
werkstuk) die praktisch zijn en zorg ervoor dat alle
aansluitingen schoon zijn en strak vast zitten.
Opmerking: Excessieve warmte in het lascircuit duidt
op te kleine kabels en/of slechte aansluitingen.
Leid alle kabels rechtstreeks naar het werkstuk
en de draadaanvoerunit, vermijd excessieve
lengtes en rol het teveel aan kabel niet op. Leid
de elektrode- en werkstukkabels zodanig dat ze vlak
bij elkaar liggen om het kringgebied te
minimaliseren en zo ook de inductantie in het
lasgebied.
Las altijd in tegengestelde richting van de
werkstukaansluiting (aardverbinding).
Tabel1: Richtlijnen voor uitgangskabels
Totale
kabellengte
(m)
Inschakeld
Elektrode en
uur
werkstuk
samen
0 tot 76,2
80%
0 tot 76,2
100%
Nederlands
®
®
AC/DC
Aantal
Kabeldikte
parallelle
koper
kabels
2
2
4/0 (120 mm
)
2
3
3/0 (95 mm
)
Elektrodeaansluitingen
Sluit kabel(s) aan de voldoende dik en lang zijn (volgens
Tabel 1: richtlijnen uitvoerkabels) aan op de
"ELEKTRODE" klemmen op de stroombron (achter de
dekplaat in de achterste hoek rechtsonder). Sluit het
andere uiteinde van de elektrodekabel(s) aan op het lipje
van het contactmondstuk. Zorg ervoor dat de aansluiting
op het mondstuk een strak metaal-op-metaal elektrisch
contact maakt.
Werkstukaansluitingen
Sluit kabel(s) aan die voldoende dik en lang zijn (volgens
Tabel 1) tussen de "WERKSTUK"aansluitingen (achter
de dekplaat in de achterste hoek rechtsonder) en het
werkstuk. Zorg ervoor dat de aansluiting op het werkstuk
een strak metaal-op-metaal elektrisch contact maakt.
OPMERKING: Bij parallelle toepassingen en/of
toepassingen met meerdere bogen met zeer lange
elektrodekabels, moet een algemene busverbinding
worden gebruikt. De algemene elektrodeverbinding
minimaliseert spanningsval die gepaard gaat met
resistieve verliezen in het elektrodepad. Deze moet van
koper zijn gemaakt en zo dicht mogelijk bij de
stroombronnen worden geplaatst (zie afbeelding 4).
A. Gemeenschappelijk aansluiting (dicht bij de
stroombronnen)
B. Werkstuk
Kabelinductantie en de effecten ervan
op het lassen
Excessieve kabelinductantie leidt tot een slechter
wordende lasprestatie. Er zijn meerder factoren die
bijdragen aan de algehele inductantie van het
bekabelingssysteem, zoals het kabelformaat en
lusgebied. Het lusgebied wordt gedefinieerd door de
afscheidingsafstand tussen de elektrode en de
werkkabels en de algehele afstand van de laslus. De
lengte van de laslus wordt gedefinieerd als de totale
lengte van de elektrodekabel (A) + de werkkabel (B) +
het werkpad (C) (zie afbeelding 6 hieronder). Om
inductantie te minimaliseren moet u altijd de juiste
kabelformaten gebruiken en waar mogelijk de
elektodekabel en de werkkabels dichtbij elkaar laten
lopen om het lusgebied zo klein mogelijk te maken.
Aangezien de belangrijkste factor bij inductantie de
lengte is van de kabellus, moet u excessieve
kabellengtes vermijden en teveel aan kabel niet
18
Afbeelding 4
Nederlands