Selecteer
Opties
en maak een keuze uit de volgende opties:
Geheugenkaartopties
●
een geheugenkaart wijzigen of een geheugenkaart
formatteren.
Wachtwoord geh.kaart
●
geheugenkaart met een wachtwoord.
Geh.kaart deblokkeren
●
geheugenkaart.
Apparaatbeheer
Externe configuratie
Selecteer
Instellingen
>
Met Apparaatbeheer kunt u op afstand instellingen, gegevens
en software op uw apparaat beheren.
U kunt verbinding maken met een server en configuratie-
instellingen voor uw apparaat ontvangen. U ontvangt
mogelijk serverprofielen en andere configuratie-instellingen
van de serviceproviders en de informatiebeheerafdeling van
het bedrijf. Configuratie-instellingen bevatten verbindingen
en andere instellingen die door verschillende toepassingen
in het apparaat worden gebruikt. De beschikbare opties
kunnen verschillen.
De verbinding voor de externe configuratie wordt gewoonlijk
gestart door de server als de apparaatinstellingen moeten
worden bijgewerkt.
Als u een nieuw serverprofiel wilt maken, selecteert u
Opties
Serverprofielen
>
serverprofiel.
© 2009 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
— Hiermee kunt u de naam van
— Hiermee beveiligt u een
— Hiermee deblokkeert u een
> Apparaatbeheer.
Opties
Nieuw
>
>
U kunt deze instellingen ontvangen in een
configuratiebericht van de serviceprovider. Als dat niet het
geval is, gaat u als volgt te werk:
Servernaam
— Voer een naam voor de
●
configuratieserver in.
Server-ID
— Voer de unieke ID van de configuratieserver
●
in.
Serverwachtwoord
●
waarmee uw apparaat door de server wordt herkend.
Sessiemodus
— Selecteer het verbindingstype van uw
●
voorkeur.
Toegangspunt
— Selecteer het toegangspunt dat u wilt
●
gebruiken voor de verbinding of maak een nieuw
toegangspunt. U kunt ook aangeven dat u wordt gevraagd
welk toegangspunt u wilt gebruiken telkens wanneer u
verbinding maakt. Deze instelling is alleen beschikbaar als
u
Internet
hebt geselecteerd als dragertype.
Hostadres
— Voer het webadres van de
●
configuratieserver in.
Poort
— Voer het poortnummer van de server in.
●
Gebruikersnaam
en
●
gebruikers-ID en wachtwoord voor de configuratieserver
in.
Configuratie toestaan
●
dat de server een configuratiesessie initieert.
Automatisch accepteren
●
dat de server u om bevestiging vraagt bij het initiëren van
een configuratiesessie.
Netwerkverificatie
●
worden gebruikt.
Gegevensbeheer
— Voer het wachtwoord in
Wachtwoord
— Voer uw
— Selecteer
Ja
om toe te staan
— Selecteer
Ja
als u niet wilt
— Aangeven of http-verificatie moet
61