4 Elektrische aansluiting
4.1 De elektrische aansluiting moet bij de
verantwoordelijke EVU worden aangemeld.
Aansluitwerkzaamheden mogen alleen door
een erkende vakman volgens deze
gebruiksaanwijzing worden uitgevoerd!
Het apparaat mag alleen aan een net worden
aangesloten waarvan de impedantie
≤ 290 mΩ bedraagt.
Het apparaat voor werkzaamheden
aan de schakelkast spanningsloos
schakelen.
Neem de VDE 0100 en de voorschriften van de
plaatselijke energievoorziening (EVU) in acht.
4.2 De warmtepomp moet met behulp van
een extra voorziening met een
scheidingsafstand van ten minste 3 mm met
alle polen van het net worden gekoppeld.
Hiervoor kunnen schakelaars, LS-schakelaars,
zekeringen etc. worden gebruikt, die
installatiezijdig moeten worden aangebracht.
4.3 De aansluitklemmen bevinden zich in de
schakelkast (afb. 13) van de WPL en zijn na
het verwijderen van de voorwand
toegankelijk.
Bij de installatie kan de schakelkast naar voren
uit het huis worden getrokken.
Hier worden aangesloten:
– de spanningsvoorziening van de
warmtepompenbesturing IWS
– de spanningsvoorziening van de
compressor
– de spanningsvoorziening van de extra
verwarming DHC (interne 2e
warmtegenerator)
Netaansluitleiding (compressor):
1
2
Netaansluitleiding (DHC):
Stuurleiding (net):
3
4
BUS-leiding:
5
Stuurleiding (DHC):
Afb. 12
– de BUS-leiding:
Er moet op worden gelet dat high, low en
ground correct worden aangesloten.
– het vrijgavesignaal voor de stand-alone-
functie op klem 5
De voeler op klem X31/1u.2 is reeds op de
IWS
IWS
IWS
IWS aangesloten.
IWS
4.4 De IWS (afkorting voor Integrierte
Wärmepumpen Steuerung) (afkorting voor
max
geïntegreerde warmtepompbesturing is een
printplaat , die standaard in de schakelkast van
de warmtepompen is geïnstalleerd. De IWS
schakelt de magneetschakelaars voor de
compressor en de aanloopstroombegrenzer,
neemt de signaalinvoer voor hogedruk-,
lagedruk- en verzamelstoring op, en bevat de
businterface naar de WPM.
Voor de aansluitingen moeten leidingen
volgens de voorschriften worden gebruikt
(siehe Abb. 12).
Controleer of de functie van de
trekontlasting goed werkt.
Zie hiervoor de
gebruiksaanwijzing van de
WPMW
warmtepompmanager WPM.
4.5 De circulatiepomp voor de
warmtebronzijde moet worden aangesloten
overeenkomstig het elektrisch aansluitschema
(Abb. 15) of de planningsdocumenten.
4.6 Stand-alone-functie
In noodgevallen kan de warmtepomp ook
zonder de warmtepompmanager worden
bedreven (zie pagina 17).
In dit geval is de vorstbescherming en de
vriesbescherming niet meer gegarandeerd.
1
2
3
4
5
4x2,5 mm
2
2
5x1,5 mm
3x1,5 mm
2
J-Y (St) 2x2x0,8 mm
2
3x1,5 mm
2
4.7 Bij buitenopstelling
alleen weerbestendige leidingen
overeenkomstig
VDE 0100 gebruiken.
De leidingen moeten in een installatiepijp
(beschermpijp) worden geïnstalleerd en
kunnen van de onderzijde in de
warmtepomp worden gevoerd (zie afb. 7).
In de warmtepomp moeten de
elektrische aansluitleidingen in het
hiervoor geplande kabelkanaal worden
gelegd (zie afb. 7, pos. 5).
4.8 Bij binnenopstelling
moeten de elektrische leidingen van boven
door de leidingsdoorvoeringen met
trekontlasting (PG-schroefverbindingen) in de
warmtepomp worden geleid (zie afb. 3
und 8).
Hierbij moet erop wordne gelet, dat voor de
netaansluiting (compressor), stuurleiding en
busleiding de open PG-schroefverbindingen
worden gebruikt (zie afb. 12).
De compressor kan uitsluitend in
een richting lopen. Schakelt de
compressor 10 seconden na het aanlopen
weer uit,dan moet het draaiveld d.m.v. de
lichtdiode van het
fasebewakingsrelais(afb.13) worden
gecontroleerd.Indien de diode brandt, dan
is het draaiveld in orde. Indien de diode
niet brandt, kunt u het draaiveld corrigeren
door twee fasedraden te verwisselen.. Bij
een foutieve draairichting krijgt men geen
foutmelding op de WPM.De compressoren
worden echter gedurende 20 minuten
geblokkeerd.
Om deze blokkade op te heffen, dient men
de WPM korte tijd spanningsvrij te maken.
Nadat alle elektr. leidingen zijn aangesloten,
kan de netaansluitklem (X3) wordne afgedekt
en verzegeld (afb. 13).
11