83325807 1/2022-01 La
Montage- en bedieningsrichtlijnen
Stookoliebrander WL30/1-C Z-1LN-A
2 Veiligheid
2.1 Doelmatig gebruik
De brander is geschikt voor de werking met warmtegeneratoren volgens EN 303
en EN 267. De installatienormen NBN D 30-001, D 30-002 en D 30-003, de
normen voor stookplaatsen NBN/DTD 61-001 (≥70kW) en NBN/DTD 61-002
(<70 kW) en alle andere geldende normen dienen in acht te worden genomen.
Als de brander niet in vuurhaarden volgens EN 303 en EN 267 gebruikt wordt,
moet een veiligheidstechnische beoordeling van de verbranding en van de
vlamstabiliteit in de verschillende procestoestanden en aan de uitschakelgrenzen
van de verbrandingsinstallatie plaatsvinden en gedocumenteerd worden.
De verbrandingslucht moet vrij zijn van agressieve stoffen (bijv. halogenen).
Bij verontreinigde verbrandingslucht moet er meer gereinigd worden en is er vaker
onderhoud noodzakelijk. In dit geval wordt een buitenluchtaanzuiging aanbevolen.
De brander dient bij voorkeur in gesloten ruimtes te worden gebruikt.
Als de brander niet in een gesloten ruimte gebruikt wordt, is een bescherming
tegen weersinvloeden, zoals regen en directe blootstelling aan de zon, noodzakelijk.
De omgevingscondities moeten in acht genomen worden [hfst. 3.4.3].
Ondoelmatig gebruik kan:
verwondings- of levensgevaar voor de gebruiker of voor derden veroorzaken;
het toestel of andere voorwerpen beschadigen.
2.2 Veiligheidsvoorschriften
Storingen of gebreken die afbreuk doen aan de veiligheid moeten onmiddellijk
opgelost worden.
Componenten die een toenemende slijtage vertonen of waarvan de constructief
bepaalde levensduur overschreden is of vóór het volgende onderhoud
overschreden wordt, moeten uit voorzorg vervangenworden.
De constructief bepaalde levensduur van de componenten is in het
onderhoudsplan vermeld [hfst. 9.2].
2.2.1 Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM)
Bij alle werken moeten de nodige persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt
worden.
2.2.2 Normale werking
Alle kenplaten op het toestel leesbaar houden.
Voorgeschreven instellings-, onderhouds- en inspectiewerken op tijd uitvoeren.
Toestel enkel met gesloten deksel gebruiken.
2.2.3 Elektrische werkzaamheden
Bij werken aan spanningsgeleidende onderdelen:
voorschriften ter voorkoming van ongevallen DGUV Vorschrift 3 (Duitsland) en
plaatselijk geldende voorschriften, in het bijzonder het Algemeen Reglement voor
Elektrische Installaties (A.R.E.I.), naleven;
gereedschap volgens EN 60900 gebruiken.
Het toestel bevat componenten die door elektrostatische ontlading (ESD)
beschadigd kunnen worden.
Bij werken op printplaten en contacten:
printplaat en contacten niet aanraken;
evt. ESD-beveiligingsmatregelen treffen.
7-112
2 Veiligheid