4.4
Elektrisch installeren
Storing door gebrekkige isolatie van de
LET OP
kabels
•
Zorg bij het aansluiten van de kabels dat de
kabelmantel dicht in de buurt van de aan-
sluitklem wordt gestript, zodat de kabels on-
derling geïsoleerd zijn.
•
Vermijd het opbergen van te lange kabels in
de aansluitruimte. De kabels inkorten als ze
te lang zijn.
1.
Aanvullen van kabelwartels
Zijn voor het installeren meer kabelwartelopeningen nodig, kunt u
ze als volgt openen:
a
Afb.
Voor het openen voor een M16-kabelwartel, in de rondlo-
pende groef (breeklijn) op verschillende plaatsen een geschikte
sleufschroevendraaier steken. Tik voorzichtig met een hamer op
de schroevendraaien en breek het materiaal uit. Draai het boven-
stuk van de kabelwartel los en plaats deze over de door te voeren
kabel. Schuif de kabel over de benodigde lengte door de kabel-
wartel en fixeer de kabel door de moer van het bovenstuk aan te
draaien.
b
Afb.
Schuif de meegeleverde kabelwartels door de betreffen-
de openingen en fixeer ze met de bijbehorende moeren.
c
Afb.
Is het gebruik van M20 insteekwartels nodig, moet het
gemarkeerde vlak in de afbeelding voorzichtig worden uitgebro-
ken (bijv. met een tang).
d
Afb.
Plaats de insteekwartel en leidt de kabel hierdoor.
2.
Netaansluiting
Netaansluiting controleren
LET OP
•
Zorg dat in het gebouw een afzekering van
10 A aanwezig is.
•
Controleer of de lokale netaansluiting over-
eenkomt met de voorbedrade netaansluiting
van
10 A).
•
Gebruik voor de afzekering in het gebouw
alleen gebruik van voor alle stromen gevoe-
lige aardlekschakelaars van het type B.
De DCC is aansluitklaar bedraad volgens afb.
en netstekker (CARA-stekker 10 A). Zorg dat de netscheidingsin-
richting na het installeren eenvoudig toegankelijk is.
6 - NL
de
deuraandrijving
(CARA-stekker
a
met een kabel
3.
Ingang J1 - externe commandogevers
Knelgevaar en botsgevaar door sluitende
WAARSCHUWING
deur!
Houd er rekening mee dat bij het toepassen van
een commandogever voor dodemans-/noodbe-
drijf de deurbeweging moet worden bewaakt. An-
ders kunnen personen door de bewegende deur
worden bekneld of aangestoten.
•
Het bedieningskastje moet binnen directe
zichtafstand van de deur en op een veilige
afstand van bewegende onderdelen zijn ge-
monteerd.
•
Kan het bedieningskastje niet tegen onbe-
voegde bediening worden afgesloten en
gaat het bij het bedieningskastje niet om
een sleutelschakelaar, moet het bedienings-
kastje op een hoogte van 1,5 m en open-
baar ontoegankelijk worden aangebracht.
Sluit externe commando- en pulsgevers aan op aansluitklem J1.
Wordt geen STOP-knop gebruikt, moet een brug tussen de aan-
sluitklemmen J1.3/4 worden gemonteerd.
a
Afb.
Aansluiting bedieningskastje met OPEN, STOP en
DICHT
b
Afb.
Aansluiting pulsgever OPEN, DICHT
c
Afb.
Aansluiting pulsgever met pulsvolgorde OPEN-STOP-
DICHT-STOP-...
d
Afb.
Aansluiting plafondtrekschakelaar met pulsvolgorde
OPEN-STOP-DICHT-STOP-...
4.
Ingang J2 - fotocel
Storing door verkeerde fotoceltype
LET OP
•
Gebruik voor een storingsvrij bedrijf alleen
fotocellen met de modus "Licht-schake-
lend".
Op basis van de volgende varianten een fotocel aansluiten op de
ingang J2:
a
Afb.
Aansluiting 2-draadsfotocel LS2
b
Afb.
Aansluiting 4-draadsfotocel met testing
c
Afb.
Aansluiting reflectie-fotocellen
Kies daarna de betreffende fotocel bij menupunt 36 "Keuze foto-
cel J2".