Geavanceerde parameters instellen
• Wordt gebruikt om op het hoofdscherm weergegeven alarmmelding te lezen.
• Klok programmeren.
Open het menu Geavanceerde instellingen en navigeer met de pijlen.
9.3. BEDIENINGSMODI
De Pro-Reg units kunnen in 3 bedieningsmodi worden gebruikt:
CAV: Constante luchtstroom werking
VAV: Variabele luchtstroom werking
COP: constante druk werking
9.3.1. Constante luchtstroom werking (CAV)
Aanbevolen in installaties waarbij het nodig is een constante luchtstroom te hand-
haven.
De snelheid van de ventilatoren wordt zo afgestemd dat een exacte luchtstroom wordt
behaald en constant gehouden.
Zelfstandige SAF- en EAF-luchtstroomregeling: De SAF en EAF worden elk door hun
respectievelijke druksensorsignaal aangestuurd. Er zijn twee druksensoren vereist
(uitblaas en afzuiging).
De regeleenheid zet het van de druksensor ontvangen signaal om naar luchtstroom
op grond van juiste verhouding
tilatorconstructie en verschilt per model.
Als de CAV-modus is geselecteerd, wordt op het hoofdscherm de huidige waarde in
m
3
/h van de ventilatoren met de druksensoren en het percentage van het maximale
ventilatortoerental aangeduid:
Om de werkelijke luchtstroom met de druksensor te bepalen, moet de parameter K
gedefi nieerd worden. Dit hangt af van het model van het warmteterugwinningssys-
teem zoals in onderstaande tabel wordt getoond:
Geavanceerde instellingen
Mode: Gestopt
. Deze parameter K is afhankelijk van de ven-
Invoer Pin-code
Annul.
Gebruik de pijlen
voor navigatie
Geavanceerde instellingen
Bedrijfsmodes
Temperatuur
Luchtregelling
Tijd instellingen
Instellingen
Ventilatiemodus
Instellingen
Ventilatorparameter
k-constante
Duksensensor
25