5 Inbouwen
Verbindingselementen Alleen verbindingselementen, bijv. volgens DIN EN 1515-4, en afdichtingselementen,
bijv. DIN EN 1514, van toegestane materialen afhankelijk van de betreffende
nominale diameters gebruiken. Voor de flensverbinding tussen afsluiter en leiding
alle daarvoor bestemde flensboringen gebruiken. (ð Hoofdstuk 5.4.2, Pagina 21)
Flensverbinding
ü
ü Bestaande flensafdekkingen van de aansluitopeningen zijn verwijderd.
ü De afdichtingsvlakken van de aansluitflenzen moeten schoon en onbeschadigd
ü Juiste uitlijning van de leiding en de flens op parallelliteit controleren.
ü Bouten en moeren zijn beschikbaar.
Speciaal geval DN 65 PN 16
Bij gebruik van stalen flenzen volgens DIN EN 1092-1 in combinatie met gegoten
afsluiters met flensuitvoering volgens DIN EN 1092-2 moeten bij nominale diameter
DN 65 in PN 16 de tegenflenzen 22,5° gedraaid gemonteerd worden.
Afb. 5: Flensverbindingen
Voor het bereiken van de gedocumenteerde Kv-waarden moeten de
stromingsrichting en de doorstroomrichtingspijl in acht worden genomen.
5.4.2 Boutlengten voor de flensverbinding
Om de afsluiter in een leiding te monteren, zijn verbindingsbouten noodzakelijk.
Hierbij gaat het om bouten met moeren.
De bouten en moeren volgens DIN EN 1515-4 "Flenzen en hun verbindingen, deel 4,
selectie bouten en moeren selecteren. Afhankelijk van druk en temperatuur moeten
de bouten en moeren van de in de norm toegewezen materialen in het
geldigheidsbereik van de Richtlijn Drukapparatuur 97/23/EG zijn gemaakt om
correcte inbouw van de afsluiter te garanderen.
De boutlengten zijn aangegeven zonder rekening te houden met toleranties en
hebben betrekking op inbouw van de afsluiter in een leiding met een genormeerde
tegenflens van staal conform DIN EN 1092-1.
Voor de afsluiterseries zijn, afhankelijk van de nominale druk, het aantal, de
schroefdraadmaat en de boutlengte aangegeven. Deze gegevens bevinden zich ook
op de KSB-flensschuif (volgnummer 0570.3).
Tabel 6: Boutmaten en -lengten conform DIN EN 1092-2 PN 10/16
DN
15
20
25
32
40
50
65
80
BOA-Control/ BOA‑Control IMS
zijn.
1. Afsluiter tussen de leidingflenzen uitlijnen.
2. De verbindingselementen met geschikt gereedschap gelijkmatig kruiselings
vastdraaien.
AANWIJZING
AANWIJZING
BOA-Control/BOA-Control IMS
4x M12 x 45
4x M12 x 50
4x M12 x 50
4x M16 x 55
4x M16 x 55
4x M16 x 55
4x M16 x 55
8x M16 x 60
21 van 42