18 van 42
5 Inbouwen
5 Inbouwen
5.1 Algemene aanwijzingen/veiligheidsvoorschriften
Voor de plaatsing en inbouw van de afsluiter zijn de planner, het bouwbedrijf of de
gebruiker verantwoordelijk. Planningsfouten en inbouwfouten kunnen de veilige
werking van de afsluiter beïnvloeden en een groot potentieel gevaar vormen.
LET OP
Ondeskundige inbouw
Beschadiging van de afsluiter!
▷ Huis en huisdeksel beschermen tegen schokken.
LET OP
Inbouw in de open lucht
Schade door corrosie!
▷ Afsluiter met bescherming tegen weersinvloeden beschermen tegen vocht.
LET OP
Lassen in de buurt van zacht afdichtende afsluiters
Beschadiging van de afdichtingsvlakken!
▷ Afsluiter niet boven de opgegeven temperatuurgrenzen verwarmen.
(ð Hoofdstuk 6.2, Pagina 26)
AANWIJZING
Voor een beter gebruik bevinden zich magneten in de omvormers van de sensoren.
Direct contact met opslagmedia of andere elektrische apparaten die op
magneetvelden kunnen reageren, dient te worden voorkomen.
5.2 Inbouwpositie
Niet opvolgen van de volgende inbouwaanwijzingen kan ertoe leiden dat de
meetfunctie uitvalt.
LET OP
Doorstroming in tegenovergestelde richting van de doorstroomrichtingspijl
Meten is niet mogelijk!
▷ BOA-Control/BOA-Control IMS moeten voor het meetproces in de richting van
de doorstroomrichtingspijl worden doorstroomd.
Voor het afsluiten is een afwisselende stromingsrichting bij BOA-Control/BOA-
Control IMS tot DN 200 toegestaan.
Vanaf DN 250 kunnen de afsluiters ondanks gebruikmaking van extra
handwielhendels slechts tot de hieronder vermelde verschildrukken als afsluiter
worden gebruikt!
Tabel 5: Toegestane verschildrukken
PN
16
BOA-Control/ BOA‑Control IMS
DN
250
300/350
Δp in bar
9
6