Storingen
Type storing
Gevolg
Lekkage in het zonnecircuit.
Zonneboiler koelt sterk af.
Groot warmteverlies.
Bij instraling beslaan van collector gedurende langere tijd.
Condenswater in de collector.
Dalend installatievermogen.
Zonneopbrengst te laag.
Naverwarming draait ondanks goede instraling.
Zonneopbrengst te laag.
Tabel 17
26
Mogelijke oorzaken
Een homogene stroming door de collectorvelden
is niet mogelijk.
Expansievat te klein of defect.
Het pompvermogen is te klein.
Beschaduwing van de collector met collector-
temperatuursensor.
Aanvoer en retour verwisseld.
Lucht in het systeem.
Isolatie van de boiler defect of niet correct ge-
monteerd.
De instelling van de regelaar van de naverwar-
ming is niet correct.
Eénpijpscirculatie (microcirculatie in de leidin-
gen of thermosifon).
Natuurlijke circulatie via collectorveld of circula-
tieleiding of naverwarming.
Warmwatercirculatie werkt te vaak en/of 's
nachts.
Onvoldoende ventilatie van de collector (bij ge-
ventileerde collectoren).
Onjuiste opslag van de collector vóór de installa-
tie (collector stond in water).
Beschaduwing van de collectoren.
Lucht in de installatie.
Pomp draait met lager vermogen.
Warmtewisselaar vervuild/verkalkt.
Ernstige vervuiling van de collectorruiten.
Boilertemperatuursensor naverwarming defect
of verkeerde positie.
Circulatie verkeerd aangesloten of te lang inge-
schakeld.
Naverwarmtemperatuur te hoog ingesteld.
Lucht in de installatie.
Regelaar defect.
Oplossing
Controleer de leidingen. Let op de hydrauliek!
Controleer de dimensionering en voordruk van
het expansievat en de bedrijfsdruk.
Controleer de pomp en vervang deze indien no-
dig.
Hef de beschaduwing op.
Controleer de leidingen, verwissel indien nodig.
Ontlucht de installatie en controleer de leidingen
op verval.
Controleer de isolatie. Isoleer de boileraanslui-
tingen.
Controleer de instellingen van de regelaar.
Terugslagkleppen controleren.
Terugslagkleppen controleren.
Schakeltijden en intervalmodus controleren.
Reinig de ventilatieopeningen.
Vervang de collector.
Hef de beschaduwing op.
Installatie ontluchten.
Pomp controleren.
Warmtewisselaar spoelen/ontkalken.
Reinig de collectorruiten met glasreiniger (geen
aceton).
Controleer de positie, montage en karakteristiek
van de boilertemperatuursensor.
Circulatieaansluiting controleren, indien nodig
inschakelduur circulatie verminderen.
Controleer de instellingen.
Installatie ontluchten.
Controleer de regelaar en vervang deze indien
nodig.
– 6720820954 (2023/12)