Bedrijfsmodus instellen
U kunt met het apparaat metingen in verschillende bedrijfsmodi
uitvoeren:
• Direct (Direct)
– Deze modus is geschikt voor snelle en eenvoudige
metingen. Metingen worden binnen een meetreeks
tussentijds opgeslagen.
– Wordt het apparaat uitgeschakeld of wordt
omgeschakeld naar een andere bedrijfsmodus, worden
de meetresultaten gewist. Het statistische
analyseprogramma kan 80 metingen analyseren. Is het
geheugen vol, worden de oudste metingen
overschreven.
• Groep 1-4 (Group 1-4)
– De GROUP-modus omvat groep 1 tot 4. Elke groep kan
80 individuele metingen en 5 statistische metingen
opslaan.
– Kalibratie- en grenswaarden kunnen individueel worden
ingesteld en opgeslagen.
– Is het geheugen vol, worden actuele meetwaarden niet
meer opgeslagen. Metingen kunnen zoals gebruikelijk
worden uitgevoerd.
Ga als volgt te werk voor het instellen van de bedrijfsmodus:
1. Open het menu Options.
2. Open het submenu Working Mode.
3. Kies de gewenste bedrijfsmodus.
ð Afhankelijk van de gekozen bedrijfsmodus verschijnt op
het display de bijbehorende indicatie (11).
Sensormodus instellen
U kunt voor het apparaat drie verschillende sensormodi
selecteren:
• AUTO
De sensor kiest automatisch een modus.
• Fe
De sensor werkt volgens het magnetisch inductieprincipe
als het op een magnetische ondergrond wordt geplaatst.
• Non-Fe
De sensor werkt volgens het wervelstroomprincipe als het
op een non-ferrometaal wordt geplaatst.
Ga als volgt te werk voor het instellen van de sensormodus:
1. Open het menu Options.
2. Open het submenu Used probe.
3. Kies de gewenste sensormodus.
ð Afhankelijk van de gekozen bedrijfsmodus verschijnt op
het display de bijbehorende indicatie (14).
NL
Eenheden
U kunt kiezen tussen metrisch (μm en mm) en Engelse (mil)
meeteenheden.
Is de meetwaarde groter dan 850 μm, schakelt het apparaat om
naar mm.
Ga volgt te werk voor het wijzigen van de eenheid:
1. Open het menu Options.
2. Open het submenu Unit setting.
3. Selecteer de gewenste eenheid.
ð De bijbehorende indicatie Eenheid (16) verschijnt achter
de meetwaarde (15).
Achtergrondverlichting
Ga als volgt te werk, voor het in- en uitschakelen van de
achtergrondverlichting:
1. Open het menu Options.
2. Open het submenu Backlight.
3. Kies de gewenste instelling.
Druk dan op de toets Blauw (2) voor het in- of uitschakelen van
de achtergrondverlichting tijdens een lopende meting.
Statistische weergave
U kunt een statistiek kiezen, die permanent op het display wordt
weergegeven (17). U kunt hierbij kiezen uit de volgende
statistieken:
• Gemiddelde waarde (Average)
• Maximale waarde (MAX)
• Minimale waarde (MIN)
• Standaardafwijking (Sdev.)
Ga als volgt te werk voor het kiezen van de statistiek:
1. Open het menu Options.
2. Open het submenu LCD Statistic.
3. Kies de gewenste statistiek.
ð De gekozen statistische waarde wordt met de
bijbehorende afkorting in de weergave Statistiek (17)
weergegeven, bijv. MAX=63 voor de maximale waarde.
Automatische uitschakeling
Het apparaat heeft een automatische uitschakeling, die het
automatisch uitschakelt na 3 minuten inactiviteit.
1. Open het menu Options.
2. Open het submenu Auto poweroff.
3. Kies de optie Disable, voor het deactiveren van de
automatische uitschakeling.
4. Kies de optie Enable, voor het activeren van de
automatische uitschakeling.
laagdiktemeetapparaat BB20
9