4
Plaat het reinigingsvel in de
papierlade met de onbedrukte
zijde naar boven gericht.
onbedrukte zijde
5
Plaats de papierlade in de printer
en druk op PRINT.
De reinigingscartridge en het
reinigingsvel reinigen de binnenkant
van de printer. Als het reinigen is
voltooid, wordt het reinigingsvel
automatisch uitgevoerd.
6
Verwijder de reinigingscartridge
en het reinigingsvel uit de printer.
Tip
Bewaar de reinigingscartridge en het
reinigingsvel samen, zodat u de printer in de
toekomst weer kunt reinigen.
Als het reinigen is voltooid
Plaats het inktlint en het printpapier weer
in de printer.
Opmerkingen
• Reinig de printer wanneer er witte strepen of
punten op de afdruk verschijnen.
• Als er goed wordt afgedrukt, wordt de
kwaliteit van het afgedrukte beeld niet
verbeterd door de printer te reinigen.
• Plaats het reinigingsvel niet op het printpapier
als u de printer wilt reinigen. Hierdoor kan
het papier vastlopen of kunnen andere
problemen optreden.
• Als de kwaliteit van het afgedrukte beeld niet
wordt verbeterd nadat u de printer hebt
gereinigd, reinigt u de printer nog een aantal
keren.
• U kunt de printer niet reinigen terwijl deze is
aangesloten op een computer of een
PictBridge-camera.
NL
69