4 Elektrische aansluiting
4.1 De elektrische aansluiting moet bij de
verantwoordelijke EVU worden aangemeld.
Aansluitwerkzaamheden mogen alleen
door een erkende vakman volgens deze
gebruiksaanwijzing worden uitgevoerd!
Het apparaat voor werkzaamheden
aan de schakelkast spanningsloos
schakelen.
Neem de VDE 0100 en de voorschriften van de
plaatselijke energievoorziening (EVU) in acht
Volgens VDE 0298-4 moeten in overeen-
stemming met de zekering volgende kabel-
diameters worden gebruikt:
Zekering
Kabeldiameter
16 A
2,5 mm²
1,5 mm² bij slechts twee belaste
geleiders en plaatsing op een
muur of in een elektriciteitsbuis
op een muur.
25 A
6,0 mm² bij plaatsing in een
muur.
4,0 mm² bij plaatsing van een
meeraderige kabel op een muur
of in een elektriciteitsbuis op
een muur.
Zekering zie technische gegevens.
De compressor in het toestel kan
!
slechts in één draairichting wer-
ken. Als het toestel verkeerd wordt aange-
sloten, blijft de compressor 30 seconden in
werking, waarna hij uitschakelt.
In dit geval verschijnt de
storingsmelding „Geen vermogen" op de
warmtepompmanager. Verander dan de
richting van het draaiveld door twee fasen.
Bij aansluiting van de elektrische
!
nood-/bijverwarming (DHC) moet
een aanvoersensor worden aangesloten op
de warmtepompmanager en worden ge-
monteerd op de verwarmingsaanvoer in de
omgeving van de warmtepomp.
Nadat alle elektr. leidingen zijn aangesloten,
kan de netaansluitklem (X3) wordne afgedekt
en verzegeld (afb. 13).
4.2 De warmtepomp moet met behulp van een
extra voorziening met een scheidingsafstand
van ten minste 3 mm met alle polen van het
net worden gekoppeld. Hiervoor kunnen
schakelaars, LS-schakelaars, zekeringen etc.
worden gebruikt, die installatiezijdig moeten
worden aangebracht.
14
4.3 De aansluitklemmen bevinden zich in de
schakelkast (afb. 13) van de WPL en zijn na het
verwijderen van de voorwand toegankelijk.
Bij de installatie kan de schakelkast naar voren
uit het huis worden getrokken.
Hier worden aangesloten:
– de spanningsvoorziening van de
warmtepompenbesturing IWS
– de spanningsvoorziening van de compressor
– de spanningsvoorziening van de
extra verwarming DHC (interne 2e
warmtegenerator)
– de BUS-leiding:
Er moet op worden gelet dat high, low en
ground correct worden aangesloten.
– het vrijgavesignaal voor de stand-alone-
functie op klem 5
De voeler op klem X31/1u.2 is reeds op de IWS
aangesloten.
4.4 De IWS (afkorting voor Integrierte
Wärmepumpen Steuerung) (afkorting voor
geïntegreerde warmtepompbesturing is een
printplaat , die standaard in de schakelkast
van de warmtepompen is geïnstalleerd. De
IWS schakelt de magneetschakelaars voor de
compressor en de aanloopstroombegrenzer,
neemt de signaalinvoer voor hogedruk-,
lagedruk- en verzamelstoring op, en bevat de
businterface naar de WPM II.
Voor de aansluitingen moeten leidingen
volgens de voorschriften worden gebruikt
(siehe Abb. 12).
Controleer of de functie van de trekontlasting
goed werkt.
Zie hiervoor de gebruiksaanwijzing
van de warmtepompmanager
WPM II
WPM II.
Netaansluitleiding (compressor)
1
2
Netaansluitleiding (DHC)
Stuurleiding (net)
3
4
BUS-leiding: J-Y (St) 2x2x0,8 mm
5
Stuurleiding (2e WE (DHC))
Afb. 12
4.5 De circulatiepomp voor de
warmtebronzijde moet worden aangesloten
overeenkomstig het elektrisch aansluitschema
(Abb. 15) of de planningsdocumenten.
4.6 Stand-alone-functie
In noodgevallen kan de warmtepomp ook
zonder de warmtepompmanager worden
bedreven (zie pagina 16).
In dit geval is de vorstbescherming en de
vriesbescherming niet meer gegarandeerd.
4.7 Bij buitenopstelling
alleen weerbestendige leidingen
overeenkomstig
VDE 0100 gebruiken.
De leidingen moeten in een installatiepijp
(beschermpijp) worden geïnstalleerd en
kunnen van de onderzijde in de warmtepomp
worden gevoerd (zie afb. 7).
In de warmtepomp moeten de
elektrische aansluitleidingen in het
hiervoor geplande kabelkanaal worden
gelegd (zie afb. 7, pos. 5).
4.8 Bij binnenopstelling
moeten de elektrische leidingen van
boven door de leidingsdoorvoeringen met
trekontlasting (PG-schroefverbindingen) in de
warmtepomp worden geleid (zie afb. 3 und 8).
Hierbij moet erop wordne gelet, dat voor de
netaansluiting (compressor), stuurleiding en
busleiding de open PG-schroefverbindingen
worden gebruikt (zie afb. 12).
1
2
3
4
5
2