Tabel 2-10
Betekenis van diagnosemeldingen via lampjes op het voorpaneel en via geluidssignalen
Activiteit
Wit aan/uit-lampje brandt.
Het aan/uit-lampje knippert
twee keer met tussenpozen van
een seconde, gevolgd door een
pauze van twee seconden.
Lampjes blijven knipperen tot
het probleem is opgelost.
Het aan/uit-lampje knippert vier
keer met tussenpozen van een
seconde, gevolgd door een
pauze van twee seconden.
Lampjes blijven knipperen tot
het probleem is opgelost.
Het aan/uit-lampje knippert vijf
met tussenpozen van een
seconde, gevolgd door een
pauze van twee seconden.
Lampjes blijven knipperen tot
het probleem is opgelost.
Het aan/uit-lampje knippert zes
keer met tussenpozen van een
seconde, gevolgd door een
pauze van twee seconden.
Lampjes blijven knipperen tot
het probleem is opgelost.
20
Hoofdstuk 2 Probleemoplossing
Geluidssign
alen
Mogelijke oorzaak
Geen
De computer is
ingeschakeld.
2
De hittebeveiliging van de
processor is geactiveerd:
Een ventilator is
geblokkeerd of werkt niet.
OF
Het koelelement met
ventilator is niet goed
bevestigd aan de processor.
OF
De ventilatieopeningen van
de thin client worden
geblokkeerd of de thin
client bevindt zich op een
plek waar de
omgevingstemperatuur te
hoog is.
4
Voeding is uitgevallen
(netvoeding overbelast).
OF
Er wordt een onjuiste
externe voedingsadapter op
de thin client gebruikt.
5
Het geheugen is defect
(gedetecteerd voordat video
actief wordt).
6
De grafische kaart is defect
(gedetecteerd voordat video
actief wordt).
Aanbevolen actie
Geen
1.
Controleer of de ventilatieopeningen van de
computer niet worden geblokkeerd en of de
processorventilator is aangesloten en werkt.
2.
Neem contact op met een HP Business of
Service Partner.
1.
Controleer of een bepaald apparaat problemen
veroorzaakt door ALLE aangesloten apparaten
te verwijderen. Schakel het systeem in. Als het
systeem de POST start, schakelt u telkens een
apparaat uit en vervangt u dit totdat het
probleem zich voordoet. Vervang het apparaat
dat het probleem veroorzaakt. Blijf één voor
één apparaten toevoegen om u ervoor te
zorgen dat alle apparaten goed functioneren.
2.
Vervang de voedingsbron.
3.
Vervang de systeemkaart.
VOORZICHTIG:
Verwijder het netsnoer van de
computer voordat u een geheugenmodule opnieuw
plaatst, verwijdert of installeert om schade aan de
geheugenmodule of de systeemkaart te voorkomen.
1.
Plaats de geheugenmodules opnieuw.
2.
Vervang de geheugenmodules een voor een om
te bepalen welke module defect is.
3.
Vervang geheugen van andere leveranciers
door geheugen van HP.
4.
Vervang de systeemkaart.
Bij een computer met een afzonderlijke grafische
kaart:
1.
Plaats de grafische kaart opnieuw.
2.
Vervang de grafische kaart.
3.
Vervang de systeemkaart.
Bij een computer met een geïntegreerde grafische
controller vervangt u de systeemkaart.