5.1.3. Oppervlaktelekstroom
Daar waar de isolatie ontbreekt (voor aansluiting van geleiders e.d.), zal de
stroom over de isolatieoppervlakken tussen de onbeschermde geleider
vloeien. De hoeveelheid lekstroom hangt af van de toestand van de
isolatieoppervlakken tussen de geleiders. Zijn de oppervlakken zuiver en
droog, dan zal de waarde van de lekstroom zeer laag zijn. Anderzijds, als de
oppervlakken vochtig en/of vuil zijn, dan zal de lekstroom beduidender zijn.
Als deze waarde aanzienlijk stijgt, kunnen er vonken overslaan van de ene
geleider op de andere. Of dit fenomeen zich zal voordoen of niet hangt af
van de staat van de isolatieoppervlakken en van de aangelegde spanning;
vandaar dat isolatietests uitgevoerd worden bij spanningen die hoger liggen
dan diegene die men normaal op het circuit in kwestie aanlegt.
5.1.4. Totale lekstroom
De totale lekstroom is de som van de capacitieve stroom, de
geleidingsstroom en de oppervlaktelekstroom. Elk van deze stromen – en
dus ook de totale lekstroom – wordt beïnvloed door factoren zoals
omgevingstemperatuur, temperatuur van de geleider, vochtigheid en
aangelegde spanning.
Als er wisselspanning op het circuit is aangelegd, zal er steeds capacitieve
stroom (5.1.1) aanwezig zijn die nooit meer verwijderd zal kunnen worden.
Daarom wordt er een gelijkspanning gebruikt voor het meten van
isolatieweerstand, vermits in zulk geval de lekstroom snel tot nul herleid
wordt, zodat deze geen invloed heeft op de meting. Er wordt een hoge
spanning gebruikt omdat deze dikwijls een zwakke isolatie zal vernietigen
en een ontlading doet ontstaan omwille van de oppervlaktelek (5.1.3),
waardoor potentiële fouten aan het licht komen die niet aanwezig zouden
zijn op lagere spanningsniveaus. De isolatietester meet het spanningsniveau
dat aangelegd is, evenals de lekstroom die door de isolatie vloeit. Deze
waarden worden intern berekend en duiden de isolatieweerstand aan
volgens onderstaande formule:
Isolatieweerstand (MΩ) = Testspanning (V)
Lekstroom (µA)
9