8.2
Bedieningselementen
Bedieningselementen worden in het apparaat gebruikt gebruikt voor het uitvoeren van de
basisfuncties 'schakelen', 'dimmen', 'jaloezie', 'scènes', en 'ruimtetemperatuurregelaar'. De
elementen kunnen schakelaars, impulsdrukkers en schuifregelaars bevatten. Daarmee is er een
drukmodus (uitvoeren van de functie bij één keer drukken) en de tipmodus (uitvoeren van de
functies bij indrukken en ingedrukt houden) en de regelaarmodus (verschuiven van een
schuifregelaar).
Basisstructuren van de bedieningselementen
Afb. 30:
Verschillende toestanden van hetzelfde bedieningselement
[1] Statusindicatie 'Apparaat'
[2] Codering 'Bedieningselement'
[3] Functievlak
[4] Statusindicatie 'Apparaat'
[5] Functievlak
Bedieningselement
Statusindicatie apparaat [1]
(tegelijkertijd naam of kanaalaanduiding!
Codering bedieningselement [2]
Functievlak (bijv. impulsdrukker) [3]
Statusindicatie apparaat [4]
(tegelijkertijd naam of kanaalaanduiding!)
Functievlak (bijv. impulsdrukker) [5]
Tab.4:
Basisstructuur bedieningselementen
Technisch Handboek 2273-1-9085 / 2CKA002273B9085
Opmerking
Binnen enkele bedieningselementen (bijv. RTR) kunnen meer
functies door vegen worden opgeroepen.
Beschrijving
Het apparaat is uitgeschakeld (letters donker).
Lichtsturingen
Jaloeziefuncties
Klimaatfuncties:
Scènes:
Door bijv. indrukken wordt de functie geactiveerd
(het kan ook de toestand weergeven, hier
'apparaat uit').
Het apparaat is ingeschakeld (letters: wit / helder).
Door bijv. indrukken wordt de functie geactiveerd
(kan ook de toestand weergeven, hier 'apparaat
aan').
Bediening
Geel
Blauw
Oranje
Magenta
│30