6
Inbedrijfname
Het apparaat wordt in bedrijf genomen via de webbased user interface van het System Access
Point. Er wordt van uitgegaan, dat de basale stappen voor de inbedrijfname van het totale
systeem reeds zijn uitgevoerd. Algemene kennis over de basisfuncties webbased
inbedrijfnamesoftware van het systeem wordt verondersteld.
Het System Access Point verbindt de free@home-deelnemers met de smartphone, tablet of pc.
Via het System Access Point worden de deelnemers tijdens de inbedrijfname geïdentificeerd en
geprogrammeerd.
Apparaten die fysiek op de free@home-bus zijn aangesloten melden zich automatisch aan bij
het System Access Point. Ze versturen de informatie over type en ondersteunde functies (zie
hoofdstuk 3.4 "Functies" op pagina 9).
Bij de eerste inbedrijfname krijgen alle apparaten een universele naam, bijvoorbeeld 'sensor /
schakelaktor 1/1-voudig'. De installateur moet een installatiespecifieke naam met een duidelijke
betekenis toewijzen, bijvoorbeeld 'plafondlamp woonkamer'.
De apparaten moeten voor het uitvoeren van extra functies worden geparametreerd.
Aanwijzing
Algemene informatie over inbedrijfname en parametrering vindt u in het
technische handboek of in de onlinehelp van het System Access Point.
6.1
Apparaten toewijzen en kanalen vastleggen
De op het systeem aangesloten apparaten moeten worden geïdentificeerd, d.w.z. ze worden
aan de hand van hun functie toegewezen aan een ruimte en krijgen een zinvolle naam.
De toewijzing gebeurt met de toewijzingsfunctie op de webbased user interface
van het System Access Point.
Technisch Handboek 2273-1-9085 / 2CKA002273B9085
Inbedrijfname
│17