INHOUD VAN DE VERPAKKING … Deze handleiding beschrijft de installatie en inbedrijfstelling van de M20-lastmonitor. De M20 bewaakt en meet alle met AC-inductiemotoren aangedreven apparatuur en geeft een alarmmelding bij abnormale omstandigheden. De M20 biedt betrouwbare bewakings- en beveiligingsfuncties die een optimale werking van het machinepark waarborgen, zodat stilstand en storingen tot een minimum worden beperkt.
VEILIGHEID • Lees deze handleiding zorgvuldig voordat de lastmonitor geïnstalleerd of in gebruik genomen wordt. • De lastmonitor mag alleen worden geïnstalleerd door bevoegd personeel. • Schakel de voedingsspanning uit voordat met installeren wordt begonnen. • De installatie moet voldoen aan de geldende normen en plaatselijke voorschriften. •...
ELEKTRISCHE AANSLUITING Dit aansluitvoorbeeld laat zien hoe de M20 kan worden gebruikt als start- stopbesturing van de motor. Andere aansluitconfiguraties zijn ook mogelijk. 1. De stroomtrafo CTMxxx dient te worden opgenomen in de fase die op klem 9 (L1) is aangesloten. 2.
AANSLUITVOORBEELD VOOR EENFASESCHAKELING Dit is een voorbeeld hoe de afwijkende aansluitingen moeten worden gemaakt bij een- faseschakeling. Zie afb. 1 voor de overige elektrische aansluitingen. MONIT OR S1 S2 CTMxxx Afb 2. Voorbeeld van eenfaseschakeling. VOORBEELD - DIGITALE INGANG Klem 5 (DIG) en klem 6 (C-referentie) worden gebruikt door de digitale ingang. Het signaal kan een VAC- of een VDC-signaal zijn.
KEUZE VAN STROOMTRANSFORMATOR VOOR MOTOREN KLEINER DAN 100 A 1. Controleer de nominale motorstroom op het typeplaatje van de motor. 2. Vergelijk deze waarde met de stroom in tabel 1. 3. Kies in tabel 1 de stroomtransformator en het gewenste aantal wikkelingen. LET OP! De max.
Pagina 8
LET OP! Indien de juiste stroomtrafo (CT) is besteld, dan wordt deze bij de M20 meegeleverd. Contro- leer of dit het geval is. Neem in twijfelgevallen contact op met de leverancier. CTM025 2 wikkelingen S1 S2 MONITOR Afb. 4. Voorbeeld van een CTM 025 met 2 wikkelingen voor een 12 A-motor. LET OP! De aansluitingen van de transformator zijn niet polariteitsgevoelig, maar moeten op L1 aange- sloten worden.
VOOR MOTOREN GROTER DAN 100A 1. Controleer de nominale motorstroom op het typeplaatje van de motor. 2. Vergelijk deze gegevens met de stroomwaarde in tabel 2 (Gebruik altijd twee stroomtransformatoren). 3. Kies in tabel 2 de primaire en secundaire stroomtransformator en het gewenste aan- tal wikkelingen.
Pagina 10
CTM010 2 windingen P2 P2 1 winding 500:5 S1 S2 MONIT OR Afb. 6. Voorbeeld van een CTM 010 met 2 wikkelingen en een primaire transformator 500:5 met 1 wikkeling voor een 260 A-motor. LET OP! De aansluitingen van de transformator zijn niet polariteitsgevoelig, maar moeent op L1 aange- sloten worden.
BEDIENING Overzicht Aansluitklemmen: Stroomtrafo, ingang Functie (venster) nummer Stroomtrafo, ingang Functie Waarde Analoge uitgang Waarschuwingssignaal Analoge uitgang Startvertragingstijd, respon- DIG DIG Externe RESET of sievertragingstijd of AUTOSET of Vooralarm blokkeertijd actief BLOKKEREN Parameter Slot Algemeen: RELAIS, DIG Spanningsuitlezing R1 Hoofdalarm, relais 1 Stroomuitlezing R2 Vooralarm, relais 2 mA Milliamp-uitlezing...
Pagina 12
VENSTERMENU Alarmmelding Actuele belasting Actuele netspanning Actuele stroom Parameter Slot Lastmonitorfunctie Fabriekswaarden MAX Hoofdalarmniveau laden MAX Vooralarmniveau Analoge uitgang MIN Vooralarmniveau Blokkeertijd MIN Hoofdalarmniveau Digitale ingang MAX Hoofdalarmmarge MAX Vooralarmmarge Vooralarm, relais 2 Hoofdalarm, relais 1 MIN Vooralarmmarge Alarm Geen stroom MIN Hoofdalarmmarge Hoofdalarm vergrendeling...
Pagina 13
• Het venster ACTUELE BELASTING wordt automatisch getoond als er gedurende minstens één minuut geen enkele toets is ingedrukt. • Als PARAMETER SLOT is geactiveerd, worden alleen de vensters weergegeven. • Venster selecteert de lastmonitorfunctie, zie hoofdstuk 6:4. WIJZIGEN VAN WAARDEN Voorbeeld van het instellen van de NOMINALE MOTORSTROOM in venster 42.
PROGRAMMEREN Maateenheid instellen op "pK" of "kW" Selecteren van maateenheid De maateenheid kan worden ingesteld op kilowatt of paardenkrachten, zowel in abso- lute als in relatieve waarden. Deze instelling is van toepassing op de weergave in venster 01 van de alarmniveaus, het nominaal motorvermogen en de actuele belasting. Uitlezing van Nominaal Alarmniveaus, venster...
NOMINALE MOTORVERMOGEN en NOMINALE STROOM instellen (vensters 41, 42) Het NOMINALE MOTORVERMOGEN en de NOMINALE MOTORSTROOM moeten worden ingesteld in venster 41 en 42. Voorbeeld motorplaatje: T56BN/4 948287 TYPE: Prot. IP: Cos ϕ: 0.78 Serv: Is. Cl: V:Y/∆ A:Y/∆ 240/415 1400 5.6/9.4 260/440...
AANTAL FASES instellen (venster 43) Het AANTAL FASES moet worden ingesteld overeenkomstig het aantal motorfases. De standaardinstelling is 3 fases. Programmeren 1. 1. Ga naar venster 43 (standaard = 3 fases). 2. Druk op om het AANTAL FASES in te stellen op 1 als een eenfase- motor wordt gebruikt.
Lastmonitorfunctie (venster 05) Lastmonitor Indicatie in Uitgangsrelais Alarm (beveiliging) venster 05 (standaard) OVER- en ONDER- MAX Hoofdalarm Relais 1 (NC): 6-7 BELASTING MAX Vooralarm Relais 2 (NO): 6-8 (standaard) MIN Vooralarm Relais 2 (NO): 6-8 MIN Hoofdalarm Relais 1 (NC): 6-7 OVERBELASTING MAX Hoofdalarm Relais 1 (NC): 6-7...
Pagina 18
Programmeren 1. Ga naar venster 05. De standaard instelling is OVER- en ONDERbelastingsmoni- tor. 2. Druk de toetsen om de gewenste alarmfunctie in te stellen. OVER- en ONDERBELASTING ONDERBELASTING OVERBELASTING 3. Druk op om de wijziging te bevestigen en op te slaan. ENTER...
INSCHAKELVERTRAGINGSTIJD instellen (venster 31) Een INSCHAKELVERTRAGINGSTIJD moet worden ingesteld om de motor en het aangedreven systeem op toeren te laten komen en om ervoor te zorgen dat de lastmoni- tor de inschakelstromen negeert. Programmeren 1. Bepaal hoe lang het duurt (in seconden) tot de motor en het aangedreven systeem op toeren komen en de inschakelstromen zijn afgenomen.
Alarmniveaus instellen met AUTOSET Met behulp van het commando AUTOSET wordt de actuele motorbelasting gemeten en worden de bijbehorende alarmniveaus automatisch ingesteld, afhankelijk van de gese- lecteerde lastmonitorfunctie. Beveiliging Margewaarde Marges Alarmniveau bij (Lastmonitorfunctie Alarm (standaardmar (vensters) AUTOSET venster 05) ges) OVER- en ONDER- MAX Hoofdalarm...
RESPONSIEVERTRAGINGSTIJD instellen (venster 32) De RESPONSIEVERTRAGINGSTIJD stelt de lastmonitor in staat om een bepaalde periode in de over- of onderbelastingmodus te blijven voordat de alarmrelais worden geactiveerd. Programmeren 1. Bepaal (in seconden) hoe lang een onder- of overbelastingconditie is toegestaan. Dit hangt af van de eigenschappen en het gedrag van de machine.
GEAVANCEERDE FUNCTIES ALARMNIVEAUS handmatig instellen (venster 11-14) De alarmniveaus kunnen handmatig worden ingesteld, zonder gebruikmaking van AUTOSET. Ook de met AUTOSET ingestelde niveaus kunnen naderhand aangepast worden (fijnafstelling). Beveiliging (Last-monitorfunctie, Alarm levels Standaard venster 05) (Window) OVER- en ONDERBELASTING 11: MAX Hoofdalarm 100% (standaard) 12: MAX Vooralarm...
HYSTERESIS instellen (venster 33) De HYSTERESIS van een alarmniveau voorkomt dat de alarmrelais gaan “klapperen” als de belasting ook onder normale “stabiele” omstandigheden varieert. Dit is ook van toepassing op het vooralarm. Deze functie wordt gewoonlijk alleen gebruikt als de HOOFDALARMVERGRENDELING (venster 61) is ingesteld op “OFF”.
RELAISUITGANGEN instellen (venster 63 en 64) De RELAISUITGANGEN Rl en R2 kunnen worden ingesteld voor NO- en NC- contacten. LET OP! Als de voedingsspanning van de lastmonitor is uitgeschakeld, staan de relaiscontacten altijd in de NO-positie. Zie DIGITALE INGANG (venster 81) De DIGITALE INGANG kan worden ingesteld op: RES: Externe RESET om een alarm te annuleren.
ANALOGE UITGANG instellen (venster 91) De ANALOGE UITGANG levert een analoog signaal van 0-20 mA of 4-20 mA, 100% dat correspondeert met het motorasver- 20.4 mogen. Het signaal kan worden omge- keerd. Volle schaal: nominaal motorvermogen. Sie onder. 20.0 4. 2 0 0.20 4.20 Uitgang...
PARAMETER SLOT (venster 04) Om te voorkomen dat parameterinstellingen per abuis worden gewijzigd, kan de pro- grammeerfunctie worden geblokkeerd door het cijfer “369” in te voeren in venster 04, bevestig dit met “Enter”. Nu kunnen alleen de motorvariabelen BELASTING [01], SPANNING [02] en STROOM [03] worden geselecteerd.
PROBLEMEN OPLOSSEN Probleem Solution Venster 01 geeft altijd nullast weer, - Controleer de aansluiting van de stroomtrafo('s). ook als de motor in bedrijf is. - Controleer of de waarde van het nominale motor- vermogen in venster 41 overeenkomt met het nominale motorvermogen op het motorplaatje.
Demonteren en verwijdering De behuizing is gemaakt van recyclebare kunststof (PC/ABS), de printplaat bevat een kleine hoeveelheid tin en lood. Neem bij verwijdering en recycling van de onderdelen de plaatselijke voorschriften in acht. EU-specificaties EN 50081-1, EN 50081-2, EN 50082-1, EN 61000-6-2 Elektrische veiligheid IEC 947-5-1 Nominale geïsoleerde spanning...
Documentnummer: 01-2551-03 Documentversie: r2 Datum van uitgave: 2003-04-15 Emotron AB behoudt zich het recht voor om productspecificaties zonder voorafgaande mededeling te wijzigen. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd zonder voor- afgaande toestemming van Emotron AB. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met uw plaatselijk verkooppunt, met één van onderstaande Emotron-vestigingen of door te surfen naar: www.emotron.nl...