FLEXIDOME corner 7100i IR
Geassisteerde kalibratie met Configuration Manager
Kalibratie maakt gebruik van gegevens van de interne sensoren en/of rechtstreekse
gebruikersinvoer van het apparaat.
Met Configuration Manager (versie 7.60 of hoger) kan het apparaat worden gekalibreerd met
behulp van de op plattegronden gebaseerde kalibratiefunctie, waarmee u snel en eenvoudig
de kalibratie kunt garanderen door aardpunten op de plattegrond en het beeld te markeren.
Als alternatief kan de gebruiker nog steeds zijn toevlucht nemen tot Kalibratie op basis van
schetsen om de kalibratiewaarden handmatig in te voeren.
Raadpleeg de inhoud van de Configuration Manager online-Help voor meer informatie over
ondersteunde kalibratiemethoden.
Camera's kalibreren met gebruikmaking van het venster Kalibratie op basis van schetsen
Ga als volgt te werk om waarden vast te stellen die niet automatisch worden ingesteld:
1.
2.
3.
Bosch Security Systems
Voer de waarde voor kantelhoek, draaihoek, hoogte en brandpuntsafstand aan als deze
waarde bekend is, door bijvoorbeeld de hoogte van de camera boven de grond te meten
of door de brandpuntsafstand af te lezen van het objectief.
Schakel voor elke nog onbekende waarde het selectievakje Berekenen in en plaats een
kalibratie-element op het camerabeeld. Gebruik deze kalibratie-elementen om
individuele omtreklijnen van de weergegeven omgeving in het camerabeeld te traceren
en de positie en de grootte van deze lijnen en hoeken te definiëren.
–
Klik op
om een verticale lijn op het beeld te plaatsen.
Een verticale lijn is een lijn die loodrecht op het grondvlak staat (zoals een
deurkozijn, de rand van een gebouw of een lantaarnpaal).
–
Klik op
om een lijn over de grond in het beeld te plaatsen.
Een lijn op de grond is een lijn die op het grondvlak ligt (zoals een wegmarkering).
–
Klik op
om een hoek op de grond in het beeld te plaatsen.
De hoek op de grond is een hoek die op het horizontale grondvlak ligt (zoals de
hoek van een tapijt of parkeervakmarkering).
Kalibratie-elementen aanpassen aan de situatie:
–
Voer de werkelijke grootte van een lijn of hoek in. Hiervoor selecteert u de lijn of
de hoek en geeft u vervolgens de grootte op in het bijbehorende vak.
Voorbeeld: U hebt een lijn op de grond geplaatst, langs de onderzijde van een
auto. U weet dat de auto 4 m lang is. U voert dan 4 m in als de lengte van de lijn.
–
Pas de positie of de lengte van een lijn of hoek aan. Hiervoor sleept u de lijn of de
hoek of verplaatst u de eindpunten naar de gewenste positie in het camerabeeld.
–
Verwijder een lijn of een hoek. Hiervoor selecteert u de lijn of hoek en klikt u op
het prullenbakpictogram.
Opmerking:
Blauwe lijnen geven door u toegevoegde kalibratie-elementen aan.
Witte lijnen vertegenwoordigen het element zoals dit op het camerabeeld moet worden
gepositioneerd op basis van de huidige kalibratieresultaten of de vastgestelde
kalibratiegegevens.
User Manual
Configuratie | nl
2023-10 | V02 | F.01U.407.683
25