Bij een monding van het afvoerkanaal in een recipiënt (een tank of iets anders) moet vermeden
worden dat dit recipiënt hermetisch afgesloten is en vooral dat de afvoerpijp onder
water blijft staan (zie fig. 4).
(FIG. 4).
Op de boor- en plaatsingsmal van het product is de exacte plaats vastgesteld waar de koppeling van
de slang op het apparaat moet komen (zie tevens fig. 2).
Het apparaat is uitgerust met een slang voor de afvoer van de condens met een buitendiameter van
14 mm die ongeveer 400 mm uit het apparaat naar buiten steekt. Deze slang moet tenminste 200
mm diep in het door u klaargemaakte gat geschoven worden, zonder scherpe bochten die tot
verstoppingen zouden kunnen leiden.
Bij een directe afvoer naar buiten kan de slang door de muur heen worden gestoken (zie fig. 5) (houd
rekening met het juiste afschot).
Waarschuwing: Let erop dat het afgevoerde water in dit geval geen last of schade
veroorzaakt aan voorwerpen of personen. 's Winters zou dit water door bevriezing
ijslagen buiten kunnen veroorzaken.
(FIG. 5).