Handleiding ECL Comfort 210 / 296 / 310, applicatie A266
MENU > Settings > Applicatie
Zenden gew. T
Wanneer de controller fungeert als een slave-controller in een
master/slave-systeem, dan kan de informatie over de gewenste
aanvoer-temperatuur naar de master-controller verzonden worden via
de ECL 485-bus.
Zie bijlage "Parameter ID overzicht"
Informatie over de gewenste aanvoer-temperatuur
UIT:
wordt niet naar de master-controller verzonden.
Informatie over de gewenste aanvoer-temperatuur
AAN:
wordt naar de master-controller verzonden.
108 | © Danfoss | 2018.01
Voorbeeld: Override naar Vorstbeveiligingsmodus
# 1 # = Override schakelaar (niet geactiveerd / geactiveerd)
# 2 # = Functiemodus (Programma / Vorst)
# 3 # = Tijd
Voorbeeld: Override naar Constante temperatuurmodus
# 1 # = Override schakelaar (niet geactiveerd / geactiveerd)
# 2 # = Functiemodus (Programma / Const. D)
# 3 # = Tijd
De "Const. T" waarde kan worden beïnvloed door:
•
temp. max.
•
temp. min.
•
ruimtetemp. grens
•
retourtemp. grens
•
flow- / verm. begr.
1x500
In de master-controller moet "Vereiste offset" ingesteld worden op
een waarde om te reageren op een gewenste flow-temperatuur van
een slave-controller.
Wanneer de controller fungeert als slave moet het adres ervan 1, 2,
3 ... 9 zijn om de gewenste temperatuur naar de master te kunnen
verzenden (raadpleeg het hoofdstuk "Diversen", "Meerdere controllers
in hetzelfde systeem").
VI.KT.X4.10