7
Bepaal het scangebied en selecteer
de voorkeursinstellingen voor het
scannen.
Voor informatie over het specificeren van het
scangebied en het selecteren van de
voorkeursinstellingen, zie het helpbestand van
het scannerstuurprogramma.
INSTELLINGEN SCANNERSTUURPROGRAMMA
(pagina 18)
• Scannen van een groot gebied met een
Let op
hoge resolutie heeft een grote
hoeveelheid gegevens en een lange
scantijd tot gevolg. Geef een lagere
resolutie of een passend scangebied op
bij de scanvoorkeursinstellingen.
• De scanresolutie hangt af van het
scangebied en van het beschikbaar
geheugen van het apparaat. Als
bijvoorbeeld een origineel in A4- of
letter-formaat in kleur wordt gescand op
300 dpi met een apparaat dat alleen met
het standaardgeheugen is uitgerust, zal
het apparaat het origineel in kleur
scannen op 150 dpi en het
scannerstuurprogramma zal de resolutie
opdrijven tot 300 dpi.
Om een origineel in A3- of ledger-formaat
in kleur te scannen op 600 dpi zonder de
resolutie kunstmatig te verbeteren, heeft u
het tweevoudige functieboard en de
256 MB optioneel geheugen nodig.
8
Wanneer u klaar bent om te scannen,
klikt u op [Scannen].
Het scanproces begint en de afbeelding wordt
binnengehaald in de toepassing die u gebruikt.
Geef het bestand in deze toepassing een naam
en sla het op.
Om een scantaak te annuleren nadat u op
Opmerking
de [Scannen] knop heeft geklikt, drukt u op
de [Esc] toets van uw toetsenbord, of op de
[C] toets (
) of [CA] toets (
bedieningspaneel.
) van het
SCANNEN
3
17