CONTROLE VÓÓR VERTREK
Onderdeel
Controles
• Controleer het brandstofpeil in de
tank.
Brandstof
• Tank indien nodig.
• Controleer op brandstoflekken.
• Controleer het motoroliepeil.
Motorolie
• Indien nodig past u het peil aan
met de vermelde olie.
• Controleer het koelvloeistofpeil in
Koelvloeistof
de expansietank.
• Controleer de werking van de
remmen.
• Laat controleren door een erkend
verdeler wanneer ze zacht
Schijfremmen
aanvoelen.
• Controleer de slijtage van de
remblokken.
• Controleer het peil van de
koelvloeistof.
• Controleer de werking.
Meldingen die
• Corrigeer indien nodig.
oplichten,
waarschuwingen,
lampjes,
geluidswaar-
schuwingen
• Controleer de slijtage en de staat
van de banden.
Wielen en banden
• Controleer de bandendruk
wanneer ze koud zijn.
• Corrigeer indien nodig.
• Controleer de soepelheid van de
Gashendel
werking van de gashendel en de
reset.
40/53
Gehele of gedeeltelijke reproductie of vertaling verboden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Peugeot Motocycles
• Controleer of het stuur vrij kan
Sturen
draaien.
• Controleer de soepele werking
Standaard
van de middenstandaard.
INSCHAKELEN VAN DE MOTOR
Zet het voertuig, voor optimale veiligheid, op de
middenstandaard alvorens de motor in te schakelen.
• De chauffeur moet de smart key sleutel bij zich hebben.
• Zet de draaiknop op "ON". De lichtgevende ring licht
stabiel op.
• Controleer of de noodstopknop op stand
• Wacht tot het einde van de auto-test van het
instrumentenbord.
• Controleer of de gashendel in de gesloten stand staat.
• Bedien één van de remhendels terwijl u op de startknop
drukt
. Laat de startmotor niet langer dan
10 seconden werken.
• Laat de startknop los zodra de motor inschakelt.
Onder bepaalde omstandigheden kan de
sleutel smart key niet functioneren als het
voertuig zich in een zone bevindt met
sterke elektromagnetische straling.
Om elk ongeval te vermijden, mag u het
voertuig
niet
zonder
wanneer de motor draait.
Voor uw integriteit en deze van het
voertuig, moet het zakken of heffen van
een plateau recht tegenover het voertuig
gebeuren aan een zeer lage snelheid met
de stuurstand in de as van het voertuig.
Wij raden u aan het voertuig te verlaten
om het manoeuvre uit te voeren.
Starten
Het voertuig staat op de standaard met ingeschakelde
motor.
• Houd het stuur met de linkerhand en de handgreep van de
rechterhand vast en duw het voertuig naar voren om de
middenstandaard in te klappen.
• Ga op het voertuig zitten.
• Koppel eventueel de elektrische handrem los.
• Draai geleidelijkaan aan de gashendel met de rechterhand
om te starten.
Optrekken en vertragen
staat.
A
Draai, om de snelheid te verhogen, de gashendel in de
richting (A). Draai, om de snelheid te verlagen, de
gashendel in de richting (B).
toezicht
laten
RIJDEN
B