9 P1 kalibrering (justering)
Omdat de waarde van de g-versnelling niet op iedere plaats op aarde gelijk is, moet
iedere weegschaal – in overeenstemming met het ten grondslag dienende fysieke
weegprincipe – op de plaats van opstelling op de aldaar heersende g-versnelling
afgestemd worden (enkel indien de weegschaal niet reeds in de fabriek op de
plaats van opstelling gejusteerd werd). Dit justeerprocédé moet bij de eerste
inbedrijfstelling, telkens na een wissel van de locatie en ook bij schommelingen van
de omgevingstemperatuur doorgevoerd worden. Om tot nauwkeurige meetwaarden
te komen, is het bovendien aanbevelenswaardig, ook in de weegmodus periodiek te
justeren.
9.1 P1-01 Externe justering
Justering met het aanbevolen justeergewicht (zie hoofdstuk 1 "Technische
gegevens") doorvoeren.
Stabiele omgevingsomstandigheden in acht nemen. Een opwarmtijd (zie hoofdstuk 1)
voor de stabilisatie is noodzakelijk.
Proefschaal moet opgelegd zijn. Tijdens het justeerprocédé mogen er zich
geen voorwerpen op de proefschaal bevinden.
Met de toets ESC kan de justering abnormaal beëindigd worden.
In geval van een justeerfout of een foutief justeergewicht verschijnt er een
foutmelding. Justering herhalen.
Indien er zich tijdens de justering voorwerpen in de proefschaal bevinden,
verschijnt de foutmelding Er1 Hi.
Terug naar de weegmodus:
ESC-toets herhaaldelijk indrukken totdat de gegevensopvraag „SAVE?"
verschijnt. Gegevensopvraag met toets PRINT bevestigen c.q. met toets
ESC verwerpen.
MLB_N-BA-nl-1021
Wachten totdat de
gewichtswaarde van het
noodzakelijke justeergewicht
ingezoomd wordt. Justeergewicht
in het midden van de proefschaal
plaatsen.
Nadat de justering doorgevoerd
werd, volgt automatisch de sprong
achteruit naar het menu.
17