– Werkmateriaal: Schroefsleutel SW 13
▶
Stel het dakanker op de hoogte van de dakpannen in,
zodat het bovenste deel van het dakanker tegen de dak-
bedekking aanligt (4).
▶
Draai de bovenste schroef vast.
– Werkmateriaal: Schroefsleutel SW 13
5
▶
Schroef het dakanker met de drie bijgeleverde schroe-
ven aan het dakspant vast (5).
▶
Schuif de dakpannen opnieuw op hun oorspronkelijke
positie (6).
▶
Sla evt. de waterafvoerdelen aan de dakpanonderkant
(A) of -bovenkant (B) met een hamer uit, zodat de pan-
nen dicht tegen elkaar liggen.
Aanwijzing
Bij sommige daktypes kan het nodig zijn
om het dakanker tegenover het dakspant
zijdelings te verplaatsen.
Gebruik hiervoor het toebehoren "lang on-
derste deel" art.-nr. 0020080177 (niet in
alle landen beschikbaar).
Voorwaarden: Bevestigingstype: aan daklat
▶
Leg de afstanden van de dakankers vast. (→ Pagina 16)
▶
Schuif op de desbetreffende plaats een tot twee dak-
pannen boven de daklat naar boven (1).
▶
Maak de bovenste schroef zo ver los tot het dakanker in
de hoogte versteld kan worden (2).
– Werkmateriaal: Schroefsleutel SW 13
▶
Hang het dakanker aan de daklat in (3). Let hierbij op de
correcte positie van het bovenste, middelste en onder-
ste dakanker.
0020077988_03 auroTHERM exclusiv Montagehandleiding
A
6
B
2
3
1
Montage en installatie opdak 4
4
▶
Stel het dakanker op de hoogte van de dakpannen in,
zodat het bovenste deel tegen de dakbedekking aanligt
en het onderste deel van onderen dicht tegen de daklat
geschoven is (4).
▶
Zorg ervoor dat het dakanker bij het vastklikken van de
vertanding vast rond de daklat en de dakpan ligt.
5
▶
Draai de bovenste schroef vast (5).
– Werkmateriaal: Schroefsleutel SW 13
▶
Schuif de dakpannen opnieuw op hun oorspronkelijke
positie (6).
▶
Om de pannen dicht tegen elkaar te laten liggen, slaat u
evt. de waterafvoerdelen aan de dakpanonderkant (A)
er met een hamer uit.
4.2.1.2 Type S (voor shingle) monteren
1.
Leg de afstanden van de dakankers vast. (→ Pagina 16)
2. Leg op de desbetreffende plaats het dakspant of de
daklat vrij (1).
3. Positioneer het dakanker. Let hierbij op de correcte po-
sitie van het bovenste, middelste en onderste dakanker
(2).
A
6
1
2
19