8
ONDERHOUD
8.8
OPSLAG _________________________________________________________________
Algemeen
1. Maak de maaier grondig schoon en smeer hem.
Gebruik zo mogelijk perslucht om de maaier schoon
te maken.
2. Repareer en verf beschadigd of blootliggend metaal.
3. Inspecteer de maaier, draai alle montageonderdelen
aan
en
vervang
componenten. Poets de maaikooi en het maaimes.
4. Steun maaimes vanaf de kooi en pas een lichte laag
van roest preventief olie op toe de kooimessen en
maaimes.
5. Maak de banden grondig schoon en zet de tractor
op de draagstandaard zodat de banden niet worden
belast. De voorrol of graszodenverzorger dient op
een houten plank te rusten.
6. Houd de maaier en alle toebehoren tijdens opslag
schoon,
droog
weersomstandigheden. Sla de machine nooit op
met brandstof in de tank binnen een gebouw waar
de dampen een open vlam of vonk kunnen
bereiken.
7. Sla niet dichtbij brandbaar puin op.
Motor
1. Terwijl de motor warm is, verwijdert u de aftapplug en
tapt u de olie uit het carter af. Plaats de aftapplug
terug en vul met verse olie bij. Draai de aftapplug aan
tot 30 Nm.
2. Maak de buitenkant van de motor schoon. Verf het
onbedekte
metaal
roestwerende olie aan.
3. Om
te
voorkomen
vernisaanslag
voordoen,
gestabiliseerde brandstof te worden gevuld. Gebruik
een
anti-oxiderende
STA-BIL
®
. Lees de aanwijzingen op de container
zorgvuldig en volg ze op.
4. Laat de motor ongeveer 5 minuten lopen om de
behandelde brandstof te verspreiden. Stop de
motor, sluit de brandstofafsluiter en laat de motor
afkoelen. Tap de brandstof af.
5. Verwijder de bougie en giet ongeveer 30 ml SAE 30
olie in de cilinder. Draai de motor langzaam met de
hand
om
de
olie
verspreiden. Breng de bougie weer op zijn plaats
aan.
nl-32
versleten
of
beschadigde
en
beschermd
tegen
of
breng
een
dun
dat
zich
gomresidu
dient
de
tank
brandstofconditioner,
over
de
cilinderwand
6. Trek langzaam aan het startkoord tot u weerstand
ondervindt. Blijf trekken tot de inkeping op de
aandrijfrol van de startinrichting uitgelijnd is met het
gat in de terugloopstarter. Op dit punt zijn de inlaat-
en uitlaatkleppen gesloten.
Na de opslag
1. Controleer en/of service het luchtfilter.
2. Controleer het oliepeil in het motorcarter.
3. Vul de brandstoftank met verse brandstof. Open de
brandstofafsluitklep.
4. Verwijder alle olie van kooi en maaimes. Stel het
maaimes en de maaihoogte bij.
5. Steun de maaier zodat is de tractietrommel van de
grond en maakt kooikoppeling los. Start de motor en
laat deze op halfgas draaien. Wacht tot de motor
goed warmgelopen en gesmeerd is.
de
De tractietrommel zal met motor roteren die bij 1/2
gaspedaal loopt.
!
Bedien de motor nooit zonder afdoende ventilatie.
Uitlaatgassen kunnen dodelijk zijn bij inhalering.
laagje
en
met
zoals
te
OPMERKING
WAARSCHUWING