Het wordt weergegeven in de uitlijncirkel en de corresponderende positie geeft de as van de
gemeten lens aan.
5. Doel
De positie van het doel in de uitlijncirkel geeft de richting en afstand van de gemeten lens tot het
optische centrum aan. Wanneer het doel dichter bij het optische centrum komt, verandert de
vorm op de getoonde manier: →
6. Sneltoets voor stapindicatie
Het toont de meetstap, inclusief: 0.01D, 0.06D, 0.12D, 0.25D.
Voor de instellingen van alle parameters in het meetscherm wordt verwezen naar 6.15.1
Snelkoppelingsinstelling meetscherm.
7. Tabblad Prisma-snelkoppeling
Het prismaresultaat kan in drie modi worden weergegeven: UD/IO, P-B, OFF. (Zie details in
6.16 Parametertabel)
8. Snelkoppeling voor astigmatisme-indicatie
Cilinder wordt weergegeven in drie modi: +, +/- en - (Zie details in 6.16 Parametertabel)
9. Instellen:
Druk op het pictogram, dan komt u in de interface voor het instellen van parameters.
10. Duidelijk:
Het wist de opgeslagen gegevens en geeft vaste gegevens vrij, waarna het gemeten resultaat op
nul komt.
11. Druk:
Druk af volgens de parameterinstellingsmodus in "Afdrukken" of "Economisch afdrukken".
12. Snelle PD-meting:
13. Sneltoets L/R-lensselectie:
→
Ver van optisch centrum
Dichtbij optisch centrum. Gemeten gegevens kunnen direct worden uitgelezen door
op de leestoets te drukken
In optisch centrum. Gemeten gegevens worden automatisch gefixeerd in de
automatische leesmodus en de gemeten gegevens worden gefixeerd door op de
Read-toets te drukken in de handmatige leesmodus.
10