Programmering
Volgorde strategie
(3510)
Vrijg integr
opw volgorde
(3530)
Uitsch integr
opw volgorde
(3531)
Herstartvergrendeling
(3532)
Bijschakelvertraging
(3533)
Auto opw
volgorde omsch
(3540)
Auto opw
volgorde uitgrens
(3541)
Aktief opwekker
(3544)
Aanloopbelast
cascade pomp
(3550)
Min gew wrde
retourtemp
(3560)
62
Cascade
Laat in, vroeg uit: Volgketels worden zo laat mogelijk ingeschakeld
en zo vroeg mogelijk uitgeschakeld, d. w.z. dat er zo weinig moge-
lijk ketels in bedrijf zijn resp. de volgketels hebben korte brander-
looptijden.
Laat in, laat uit: Volgketels worden zo laat mogelijk ingeschakeld
en zo laat mogelijk uitgeschakeld, d. w.z. zo min mogelijk in- en
uitschakelprocedures van de ketels.
Vroeg in, laat uit: Volgketels worden zo vroeg mogelijk ingescha-
keld en zo laat mogelijk uitgeschakeld, d. w.z. dat er zo veel mo-
gelijk ketels in bedrijf zijn en de volgketels bereiken lange
branderlooptijden.
Een uit het verloop van de temperatuur en de tijd gevormde groo-
theid. Bij overschrijding van de ingestelde grenswaarde wordt de
volgketel ingeschakeld.
Bij overschrijding van de ingestelde grenswaarde wordt de volgke-
tel uitgeschakeld.
Door het herinschakelingsblokkering wordt een hernieuwd inscha-
kelen van een reeds uitgeschakelde ketel voorkomen. Een hernieu-
wd inschakelen van de ketel is pas na afloop van de ingestelde tijd
mogelijk.
Door de inschakeltijdvertraging wordt een te frequent in- en uit-
schakelen (takten) van de ketels voorkomen en zodoende kan een
stabiele bedrijfstoestand worden gegarandeerd.
Door de opwekker-volgorde omschakeling wordt de volgorde van
hoofd- en volgketel gedefinieerd en zodoende de capaciteitsbe-
nutting van de ketels in een cascade beinvloed. Na afloop van de
ingestelde tijd wordt de ketelvolgorde gewijzigd. De ketel met het
eerstvolgende hogere apparatuuradres werkt als hoofdketel.
Geen: na afloop van de in prog.-nr. 3540 ingestelde tijd wordt de
ketelvolgorde gewijzigd.
Eerste: de in de adressering eerste ketel werkt als hoofdketel; bij
alle overige ketels wordt de ketelvorgorde na afloop van de in
prog.-nr. 3540 ingestelde tijd gewijzigd.
Laatste: de in de adressering laatste ketel blijft steeds de laatste
ketel; bij alle overige ketels wordt de ketelvorgorde na afloop van
de in prog.-nr. 3540 ingestelde tijd gewijzigd.
De ingesteld eketel wordt altijd als eerste in bedrijf genomen, alle
andere ketels worden in de volgorde van de apparatuuradressering
in- of uitgeschakeld.
Als de retourleidingtemperatuur de ingestelde retourleiding-in-
stelwaarde onderschrijdt, dan kan hier worden vastgelegd of een
aanwezige cascadepomp uitschakelt.
Als de retourleidingtemperatuur onder de ingestelde retourlei-
ding-streefwaarde daalt, wordt het hoog houden van de tempera-
tuur in de retourleiding geactiveerd Het hoog houden van de
retourleiding maakt invloeden mogelijk op verbruikers of het ge-
bruik van de retourleidingregelaar.
AUGUST BRÖTJE GMBH