instellingenscherm
Bewegingsdetectie
U kunt de instellingen zo configureren dat een voorvalsignaal wordt gegenereerd wanneer een voorval van
bewegingsdetectie wordt geobserveerd.
1. Selecteer in het menu Instellen het <Event (
2. Klik op <Bewegingsdetectie>.
3. Instellen op wel of niet <Inschakelen>.
4. Stel de <Gevoeligheid>, <Grootte> en <Gebied> in.
5. Geef de activeringstijd en activeringsvoorwaarde aan.
Voor meer informatie over <Activeringstijd> en <Actie>, raadpleeg
`
'Sabotage-detectie'. (pagina 41)
6. Klik wanneer u klaar bent op [Toepassen (
Vóór he gebruik stelt u de minimale en maximale bewegingsgrootte
`
J
in op het gewenste bewegingsbereik dat moet worden gedetecteerd.
Het gedetecteerde formaat van een object kan afwijken van de
`
werkelijke grootte, afhankelijk van de vorm van het object.
Tot 16 objecten kunnen worden weergegeven vanaf de bovenkant
`
van het scherm.
Wanneer de camera uit een kort bereik een opname maakt van een
`
object, kan de functie van bewegingsdetectie worden gecompromitteerd.
In de volgende gevallen kan de functie van bewegingsdetectie
`
verslechterd zijn of een onjuiste detectie veroorzaken.
-
De kleur of helderheid van het object lijkt op de achtergrond.
-
Lichte activiteiten rond het grensgebied van het gezichtsveld van de camera.
-
Er doen zich voortdurend meerdere willekeurige bewegingen voor vanwege een gewijzigd beeld, snelle veranderingen in
de lichtsterkte of andere redenen.
-
Een vast object blijft bewegen in dezelfde positie.
-
Bewegingen waarbij de positie minder wijzigt, bijvoorbeeld het benaderen van de camera of wanneer een object langzaam
uit beeld verdwijnt.
-
Bewegend object nadert de camera te dicht
-
Een object verbergt zich achter andere objecten.
-
Er is sprake van twee of meer overlappende objecten of een object is opgesplitst in meerdere delen.
-
Te snel object (voor een juiste detectie moet een object achtereenvolgende beelden overlappen).
-
Reflectie / vervaging / schaduw door sterk licht, zoals direct zonlicht, verlichting of koplamp.
-
In hevige sneeuw, regen, wind of bij zonsopgang/-ondergang.
42_ instellingenscherm
)> tabblad.
)].
Bewegingsdetectie gebruiken
Er worden bewegingen gedetecteerd die aan alle voorwaarden voldoen met betrekking tot de opgegeven
gevoeligheid, de grootte en het gebied.
1. Selecteer een bewegingsdetectiemodus.
2. Selecteer het tabblad <Gevoeligheid> om het
gevoeligheidsniveau in te stellen. U kunt de gevoeligheid van
de sensor zodanig instellen dat beweging op de achtergrond
van de controlevideo wordt gedetecteerd.
In een situatie waarbij objecten duidelijk van de achtergrond kunnen worden
`
J
onderscheiden, stelt u een laag gevoeligheidsniveau in. Voor tegenovergestelde
gevallen, waarbij het moeilijk is om objecten te onderscheiden, bijvoorbeeld bij
een zwakke verlichting, stelt u een hoog niveau in.
3. Selecteer het tabblad <Grootte>.
Hier kunt u de minimale/maximale grootte van de te
detecteren beweging beperken.
• Minimale grootte (pixel) : Als u de minimale grootte voor de te
detecteren bewegingen wilt instellen, selecteert u <Minimale
grootte (pixel)>. Vervolgens kunt u met de muis op het scherm
aanwijzen en slepen om de gewenste grootte te bepalen.
• Maximale grootte (pixel) : als u de maximale grootte voor de te
detecteren bewegingen wilt instellen, selecteert u <Maximale
grootte (pixel)>. Vervolgens kunt u met de muis op het scherm
aanwijzen en slepen om de gewenste grootte te bepalen.
Bewegingen die kleiner zijn dan de opgegeven minimale grootte of groter zijn dan de maximale grootte, worden niet
`
J
gedetecteerd. Om onbedoelde detecties door ruis te voorkomen, stelt u op basis van uw omgeving en geschikte minimale/
maximale bewegingsgrootte in.
Houd er rekening mee dat dezelfde bewegingen voor dezelfde locatie verschillend kunnen worden gedetecteerd voor de
detectiegrootte. U wordt daarom aanbevolen om rekening te houden met het toelaatbare verschil wanneer u de minimale/
maximale detectiegrootte instelt.
4. Selecteer het tabblad <Gebied>.
U kunt een gebied op het scherm definiëren die moet worden
opgenomen of uitgesloten voor detectie.
U kunt maximaal 4 gebieden opgeven.
• Detectiegebied: Hiermee sluit u het volledige scherm uit
voor detectie en voegt u een opgegeven gebied toe als
bewegingsdetectiegebied. Selecteer 4 hoekpunten in het
beeld met uw muis om het detectiegebied op te geven.
• Geen detectiegebied: Hiermee stelt u het volledige scherm
in als bewegingsdetectiegebied en sluit u het opgegeven
gebied uit voor detectie. Selecteer 4 hoekpunten in het
beeld met uw muis om het non-detectiegebied op te
geven.
5. Als u een gebied wilt verwijderen, klikt u met de
rechtermuisknop op het scherm om een contextmenu te
openen. Klik vervolgens op Wissen en [OK].
6. Klik wanneer u klaar bent op [Toepassen (
)].