Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Regelen Van De Verwarmingskringen - HARGASSNER HSV WTH 25 RA Handleiding

Houtsnipper- en pellettoestel met lambda; hatronic
Inhoudsopgave

Advertenties

INSTALLATEURSINSTELLINGEN

5. Regelen van de verwarmingskringen

Het regelen van een verwarmingskring is enkel in de stand "Auto" mogelijk en wanneer de betreffende verwarmingskring in
het installateursmenu op "vorhanden" ingesteld staat.
Men onderscheidt voor het regelen van elke verwarmingskring:
− een comforttemperatuur;
− een verlaagde temperatuur;
− een vorstbeveiligingstemperatuur (functie "vakantie" (Urlaub ) Nr.15 en functie vorstbeveiliging D3);
− het stoppen van verwarmen wanneer de buitentemperatuur stijgt tot boven een instelbare waarde (Nr.11, 12 of 13).
Elke verwarmingskring zal dus zijn geregeld volgens zijn dagelijkse of wekelijkse programmatie met een comforttemperatuur,
een verlaagde temperatuur, een vorstbeveiligingstemperatuur, of zal worden stopgezet afhankelijk van de gemiddelde buiten-
temperatuur.
Daarnaast worden de verwarmingskringen geactiveerd door de toets "geforceerde werking".
Ze kunnen worden gedesactiveerd door de functie "Vakantie" (Urlaub) (Nr.17) geactiveerd is als "vorstbeveiliging" (Frost-
schutz) of "verlaagde temperatuur" (absenken ).
Verwarming: comforttemperatuur:
Gebruikersparameters Nr.4, Nr.7, H4, H7, H14, H17 (fabriekinst.: 20°C).
De comforttemperatuur kan worden geprogrammeerd tussen 14°C en 26°C. De middelste instelling op het display komt over-
een met een temperatuur van 20°C. De gewenste comforttemperatuur heeft dus betrekking tot de overeenstemmende ver-
warmingskring, eventueel gestuurd door een gemotoriseerd mengventiel. Indien nodig wordt een instelling geleidelijk toege-
past over een periode van 2 à 3 uur om een stabiele toestand te garanderen.
De voorlooptemperatuur van de verwarmingskring wordt berekend in functie van de buitentemperatuur, de gevraagde com-
forttemperatuur en van de programmatie van de verwarmingscurve (zie verwarmingscurve p. 6.11). In geval van een start met
gemotoriseerd mengventiel, wordt de keteltemperatuur bepaald door de voorlooptemperatuur + de waarde van parameter M3
(fabriekinst.: 10°C).
Verwarming: verlaagde temperatuur:
Gebruikersparameters Nr.5, Nr.8, H5, H8, H15, H18 (fabriekinst.: 16°C)
De verlaagde temperatuur kan worden geprogrammeerd tussen 8°C en 20°C. Op dezelfde manier worden de nodige aanpas-
singen van de voorlooptemperaturen heel geleidelijk gemaakt, om het behoud van de gewenste binnentemperatuur te garan-
deren.
De voorlooptemperatuur van de verwarmingskring wordt berekend in functie van de buitentemperatuur, de gevraagde verlaag-
de temperatuur en van de programmatie van de verwarmingscurve (zie verwarmingscurve p. 6.11). In geval van een start met
gemotoriseerd mengventiel, wordt de keteltemperatuur bepaald door de voorlooptemperatuur de waarde van parameter M3
(fabriekinst.: 10°C).
Overgang van de comfortmodus naar de verlaagde-temperatuurmodus:
Bij de overgang van de comfortmodus naar de verlaagde-temperatuurmodus wordt de voorlooptemperatuur van de verwarm-
ingskring gereduceerd volgens een dalende curve (weergave van een "A" in het infomenu).
Stopzetting van het verwarmen in functie van de buitentemperatuur:
Volgens het verwarmingsprogramma en het uur zijn er 3 buitentemperatuurswaarden waarbij het verwarmen stopt.
Het verwarmen stopt wanneer:
− het toestel in comfortmodus staat en de gemiddelde buitentemperatuur hoger is dan de ingestelde buitentemperatuur
Nr.11 (fabriekinst.: 16°C);
− het toestel in verlaagde-dagtemperatuurmodus staat en de gemiddelde buitentemperatuur hoger is dan de ingestelde bui-
tentemperatuur Nr.12 (fabriekinst.: 8°C);
− het toestel in verlaagde-nachttemperatuurmodus staat en de gemiddelde buitentemperatuur hoger is dan de ingestelde
buitentemperatuur Nr.13 (fabriekinst.: -5°C).
Herinnering: de modi voor verlaagde dag- of nachttemperatuur wordt bepaald in D5. (fabriekinst.: 06:00-22:00).
p. 6.10

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave