3.2.5 Standaard schakelingen
HOOFDSTUK 3 - INSTALLATIE
4) Bij kabellengten van meer dan 50 m (150 ft) moeten
galvanische scheiders toegepast worden voor XC1:5...9
(analoge signalen).
5) Relais,
magneetschakelaars,
elektromagnetische remmen die dichtbij de frequentie-
omvormer zijn geïnstalleerd kunnen storingen in de
stuurkring veroorzaken. Om deze storingen te voorkomen
kan een RC ontstoringsweerstand parallel met de spoelen
of de AC relais worden geschakeld. Gebruik bij DC relais
een vrijloopdiode.
6) Bij gebruik van een extern bedieningspaneel (HMI) (zie
hoofdstuk 8) moet de aansluitingskabel van het
bedieningspaneel naar de frequentie-omvormer op afstand
worden gelegd van andere bekabeling (minimum afstand
10 cm (4 in)).
7) Als er frequentieschommelingen optreden bij gebruik van
analoge referentiewaarden (AI1 of AI2) (dit probleem is te
wijten aan elektromagnetische storingen), verbind klem
XC1:5 dan met het koellichaam van de frequentie-
omvormer.
Schakeling 1 - Start/Stop via bedieningspaneel (lokale
modus)
Met de standaard fabrieksinstellingen kan de frequentie-
omvormer gebruikt worden in de lokale modus, met minimale
aansluitingen zoals getoond in afbeelding 3.4 (Voeding) en
zonder stuuraansluitingen. Deze modus is aanbevolen voor
gebruikers die de frequentie-omvormer voor de eerste keer
in bedrijf nemen. Merk op: in dat geval moeten de
stuurklemmen niet worden aangesloten.
Zie hoofdstuk 4 voor inbedrijfname in deze modus.
Schakeling 2 - Start/Stop 2-draads (remote modus)
Deze schakeling is bestemd voor werking van de frequentie-
omvormer met de standaard fabrieksinstellingen en in
remote modus. Bij de standaard fabrieksinstellingen wordt
de bedrijfsmodus (lokaal/remote) via toets
geselecteerd
(standaardinstelling: lokaal).
spoelen
en
45