AARDRAIL INTERN OP PANEEL
Afbeelding 3.5 – Aardaansluiting voor meerdere frequentie-omvormers
HOOFDSTUK 3 - INSTALLATIE
GEVAAR!
De frequentie-omvormer moet voor de veiligheid geaard zijn
(PE). De aarding dient te gebeuren volgens de lokaal
geldende regelgeving. Gebruik voor de aardverbinding kabels
met doorsnede zoals in tabel 3.3. Verbind de aardgeleider
met een aardrail of een centraal aardpunt (weerstand 10 <
ohm). Gebruik de aardleiding niet tegelijkertijd voor andere
apparatuur die hoge stroom voeren (bijvoorbeeld:
hoogspanningsmotoren, lasmachines, enz.). Gebruik van
meerdere frequentie-omvormers: zie afbeelding 3.5.
OPMERKING
Gebruik de nulgeleider niet voor aarding.
LET OP!
De AC voeding van de frequentie-omvormer moet over een
geaarde nulgeleider beschikken.
OPMERKING
De AC voedingsspanning moet overeenkomen met de
nominale spanning van de frequentie-omvormer.
Het wel of niet toepassen van netspoelen hangt af van
verschillende factoren. Zie par. 8.15.
Condensatoren voor arbeidsfactor correctie zijn niet nodig
aan de voedingszijde (L/L1, N/L2, L3 of R, S, T) en niet
toegestaan aan de uitgangszijde (U, V en W).
Bij omvormers met dynamische remfunctie (DB – Dynamic
Breaking) (remchopper) moet de remweerstand extern
gemonteerd worden. Afbeelding 8.21 toont de aansluiting
van een remweerstand. Kies de remweerstand volgens de
applicatie; de maximum stroomsterkte van de
remstroomkring mag nooit worden overschreden. Gebruik
een getwiste kabel tussen de omvormer en de
remweerstand. Zorg voor een fysieke scheiding tussen
37