8.3 - Selectie verwarmen/koelen
De keuze verwarmen/koelen is van toepassing voor
koelmachines met verwarmingsketel en warmtepompen.
De keuze verwarmen/koelen kan op verschillende manieren
worden geregeld, afhankelijk van de actieve bedieningsmodus.
Standaard is koelen geselecteerd.
De selectie van verwarmen/koelen kan als volgt worden
bepaald:
•
Lokaal op de unit met behulp van het HC_SEL item
in het GENUNIT menu
•
Extern via het contact voor selectie van verwarmen/
koelen, als de unit in de externe bedrijfsmodus
(Remote) staat,
•
Via een netwerkopdracht als de unit in de
Netwerkmodus (Network) staat.
Verwarmen/Koelen kan handmatig worden ingesteld door de
gebruiker of automatisch door de regeling. Wanneer
verwarming/koeling selectie automatisch is bepaalt de
buitenluchttemperatuur de omschakeling tussen verwarmen/
koelen/stand-by (cauto_sp and hauto_sp, SETPOINT).
De automatische omschakeling is optioneel en vereist
gebruikersconfiguratie (HC_SEL, GENUNIT - Algemene
parameters).
Instellen omschakeling koelen/verwarmen/automatisch
1.
Ga naar het hoofdmenu.
2.
Selecteer General Parameters (GENUNIT)
(Algemene parameters).
3.
Stel Heat/Cool Select [HC_SEL] (Selectie verwarmen/
koelen) in.
Heat/Cool Select [HC_SEL] (Selectie verwarmen/koelen)
0
Koelen
1
Verwarmen
2
Automatische omschakeling
Instellen setpoint omschakeling koelen/verwarmen
1.
Ga naar het hoofdmenu.
2.
Selecteer Setpoint (SETPOINT) (Setpoint
configuratie).
3.
Stel Cool Changeover Setpt [cauto_sp] (Setpont
omschakeling koelen) of Heat Changeover Setpt
[hauto_sp] (Setpont omschakeling verwarmen) in.
Cool Changeover Setpt [cauto_sp]
3.9 to 50.0°C
23.9°C
39.0 to 122.0°F
75.0°F
Heat Changeover Setpt [hauto_sp]
0 to 46.1°C
17.8°C
32.0 to 115.0°F
64.0°F
8.4 - Extra verwarming
30RBS-units kunnen zijn uitgerust met een
verwarmingsketel waarmee de unit indien nodig kan
werken in de verwarmingsmodus. De ketel is alleen actief
als de unit in de verwarmingsmodus is.
30RQS-warmtepompen kunnen zijn uitgerust met een
verwarmingsketel of elektrische verwarmingselementen.
De ketel wordt gebruikt als vervangende verwarming als
mechanische verwarming niet mogelijk is vanwege een
lage buitentemperatuur.
De elektrische verwarmingselementen kunnen worden
ingeschakeld om te voldoen aan de vraag naar verwarming
als de mechanische verwarming onvoldoende is.
26
8.4.1 - Ketelregeling
De ketel wordt geactiveerd als de buitenluchttemperatuur
(OAT) lager is dan de door de gebruiker geconfigureerde
drempel van de buitentemperatuur voor de ketel. Deze is
standaard ingesteld op -10°C (14°F).
Verwarmingsketel oAT drempel instellen
1.
Ga naar het configuratiemenu.
2.
Selecteer Heat/Cool Config (HCCONFIG).
3.
Stel Boiler OAT Threshold [boil_th] (Ketel OAT
drempel) in.
Boiler OAT Threshold [boil_th] (Ketel OAT drempel)
-15.0 to 15.0°C
-9.9°C
5.0 to 59.0°F
14.2°F
8.4.2 - Regeling elektrische verwarming
De elektrische verwarmingstrappen kunnen worden
geactiveerd als aanvullende verwarming als de OAT lager
is dan de door de gebruiker gedefinieerde OAT voor de
elektrische verwarming. Deze is standaard ingesteld op
5°C (41°F).
De elektrische verwarming is toegestaan indien:
•
De unit werkt op 100% capaciteit.
•
De elektrische afschakeltijd is verstreken [ehs_pull].
•
De OAT lager is dan de OAT-drempel [ehs_th].
Er zijn vier elektrische verwarmingstrappen, waarbij de
laatste elektrische verwarmingstrap wordt gebruikt als
back-up als de unit door een storing niet werkt.
Elektrische verwarmingstrap oAT drempel instellen
1.
Ga naar het configuratiemenu.
2.
Selecteer Heat/Cool Config (HCCONFIG).
3.
Stel Elec Stage OAT Threshold [ehs_th] (Elektr. trap
OAT drempel) in.
Elec Stage OAT Threshold [ehs_th] (Elektr. trap OAT drempel)
-5.0 to 21.0°C
5.0°C
23.0 to 70.0°F
41.0°F
BELANGRIJK: Elektrische verwarming is niet toegestaan
als de capaciteitsbegrenzing actief is op de unit.
8.5 - Regeling van de pompen
De regeling kan een of twee gekoeldwaterpompen
aansturen, door de aan/uit-status en toerental van elke
pomp te bepalen. Beide pompen kunnen niet tegelijkertijd
lopen. De pomp wordt ingeschakeld wanneer deze optie is
geconfigureerd en wanneer de unit loopt.
De pomp wordt uitgeschakeld wanneer de unit
uitgeschakeld wordt vanwege een alarm, tenzij de fout een
vorstbeveiligingsfout is. De pomp kan worden gestart bij
bepaalde bedrijfsomstandigheden wanneer de
koelerverwarming actief is.
Als de pomp een storing heeft en er een tweede pomp
beschikbaar is, wordt de unit gestopt en opnieuw gestart
met de tweede pomp. Als er geen pomp beschikbaar is,
wordt de unit uitgeschakeld.
De configuratie-opties kunnen verschillen naar gelang het
beschikbare aantal en type van de pompen (pompen met
een vast of een variabel toerental).