6
V ervangen van de batterijen
. . . .
Om een elektrische schok te voorkomen, het instrument uitschakelen en
de meetklemmen uit het meetobject verwijderen als men de batterijen
vervangt.
Gebruik niet tegelijkertijd oude en nieuwe batterijen.
Installeer de batterijen volgens de polariteit aangeduid in de behuizing.
Gebruik hetzelfde type batterijen van dezelfde fabrikant.
Als de statusLED vooraan op het instrument knippert, is de
batterijspanning laag. Vervang de batterijen.
Een lage batterijspanning heeft echter geen invloed op de
nauwkeurigheid van de meting. Het toestel schakelt automatisch uit als
de batterijen uitgeput zijn.
1) Maak de schroef van het lid van het batterijcompartiment los.
2) Schuif het lid van het compartiment naar onder om het te
verwijderen.
3) Vervang de batterijen: 4 x 1,5V alkalinebatterijen, AA LR6 of
gelijkwaardig,
4) Schroef het batterijcompartiment weer vast.
Deksel
batterijcompartiment
cover
OPGELET
Schroef