4.9 Bekabeling en elektrische
aansluitingen
De klemmenkast op de standaard enkeltoerige motoren is
normaal gesproken voorzien van zes aansluitklemmen en
tenminste een aardklem.
Behalve de aansluitklemmen voor de windingen en de
massakabel kan de klemmenkast ook aansluitingen
bevatten voor thermistoren, verwarmingselementen of
andere randapparatuur.
Gebruik goedgekeurde kabelschoenen voor het aansluiten
van alle hoofdkabels. Kabels van randapparatuur kunnen
zonder aanpassingen op hun aansluitblokken worden
aangesloten.
De motoren zijn uitsluitend bestemd voor vaste installatie.
Tenzij anders vermeld, worden de wartelgaten voorzien
van metrische schroefdraad. De beschermingsklasse en
de IP-klasse van de kabelwartel dienen minimaal gelijk te
zijn aan die van de klemmenkast.
Voor motoren met verhoogde veiligheid en drukvaste
motoren mogen uitsluitend gecertificeerde kabelwartels
gebruikt worden. Voor vonkvrije motoren dienen de
kabelwartels te voldoen aan IEC/EN 60079-0. Voor Ex tD/
Ex t-motoren dienen de kabelwartels te voldoen aan IEC/
EN 60079-0 en IEC/EN 60079-31.
OPMERKING!
Kabels dienen mechanisch beschermd en dicht bij
de klemmenkast geklemd te worden om te voldoen
aan de vereisten van IEC/EN 60079-0 en plaatselijke
installatievereisten.
Ongebruikte kabelwartels dienen te worden afgesloten
met pluggen met dezelfde beschermings- en IP-klasse als
de klemmenkast.
De beschermingsklasse en de diameter worden in de
documentatie van de kabelwartel aangegeven.
WAARSCHUWING
Gebruik de juiste kabelwartels en voor de wartel-
gaten de juiste afdichtingen in overeenstemming met
de beschermingsklasse en het type en diameter van
de kabel.
Breng aarding aan overeenkomstig de lokaal geldende
voorschriften voordat de motor aangesloten wordt op de
netspanning.
De aardklem op het frame dient te worden verbonden met
randaarde, zoals getoond wordt in tabel 5 van IEC/EN
60034-1:
10 – NL ABB-motoren en -generatoren | 3GZF500730-47 rev E 06-2015
Minimum oppervlak van dwarsdoorsnede van
beschermingsgeleiders
Oppervlak van dwarsdoorsnede
van fasengeleiders van de
installatie, S, mm
2
4
6
10
16
25
35
50
70
95
120
150
185
240
300
400
In aanvulling hierop dienen aardingsverbindingen of
massaverbindingen op de buitenkant van elektrische
apparaten geschikt te zijn voor het aansluiten van een
geleider met een oppervlak van de dwarsdoorsnede van
minstens 4 mm
.
2
De kabel tussen de netspanning en de motoraansluitingen
dient te voldoen aan de landelijke installatievoorschriften of
norm IEC/EN 60204-1, in overeenstemming met de
nominale spanning die op het typeplaatje staat vermeld.
OPMERKING!
Wanneer de omgevingstemperatuur hoger is dan
+50 °C, worden kabels met toelaatbare bedrijfstem-
peratuur van +90 °C als minimum gebruikt. Ook met
alle andere conversiefactoren die afhankelijk zijn van
de installatieomstandigheden moet rekening worden
gehouden bij de dimensionering van de kabels.
Zorg ervoor dat de IP-klasse van de motor overeenkomt
met de omgeving en de weersomstandigheden.
Om de juiste IP-klasse te garanderen dienen de
afdichtingen van de aansluitdozen (anders dan Ex d) op de
juiste wijze in de daartoe bestemde uitsparingen te worden
aangebracht. Een lek kan leiden tot het binnendringen van
stof of water, waardoor de kans op vonkoverslag ontstaat
naar componenten die onder spanning staan. Als
afdichtingen of pakkingen worden vervangen, moeten
originele materialen worden gebruikt.
4.9.1 Drukvaste motoren
Voor de klemmenkast bestaan twee soorten bescherming:
− Ex d voor M3JP-motoren en M3JM
− Ex d voor M3KP-motoren en M3KM
Ex d-motoren: M3JP
Bepaalde kabelwartels zijn goedgekeurd voor een
maximale vrije ruimte in de klemmenkast. In het
onderstaande overzicht vindt u de maximale vrije ruimte
per motorbereik en aantal en type kabelwartels.
Minimum oppervlak van
dwarsdoorsnede van de
overeenkomende
beschermingsgeleider, S
, mm
2
P
4
6
10
16
25
25
25
35
50
70
70
95
120
150
185