MAN0530 Uitgave 12 - 10/12
2104M0506
5. PROBLEmEN OPLOSSEN
Fout/probleem
Oorzaken
Communicatiefout
Verkeerde
gemeld door
communicatie-
Interrogator-
modus
software
geselecteerd op
de Interrogator
De Interrogator-
software is niet
compatibel
met de Excel-
softwareversie
Verkeerde
communicatie-
verbinding
De Excel-eenheid
krijgt geen stroom
Batterij van de
Interrogator bijna
leeg
Interrogator-
De installatie
melding
kon niet aan de
installation failed
aanvaardbare
tijdens initialisatie
criteria van
de Instrument
Assisted
Alignment-
controle (IAA)
voldoen
Geen signaal of
Ontvanger
zeer zwak signaal
verkeerd
op de ontvanger
uitgelijnd
Transmitter
verkeerd
uitgelijnd
Oplossingen
1) Selecteer de optie Change mode op de Interrogator.
2) Wijzig de communicatiemodus naar Excel.
Bij Excels met 1V0-software hoort versie 1V0 van de Interrogator-
software.
Bij Excels met 2V0-software kan versie 2V0 van de Interrogator-
software worden gebruikt.
Bij Excels met 3V0-software kan versie 3V0 en 3V1 van de
Interrogator-software worden gebruikt.
De meest recente versi evan Interrogator-software is hoger dan 4V0.
Deze versie werkt met Excels, Optima en Optima Plus met 3V0 of
hoger. CSA/FM-versies van de SHC-1 worden geprogrammeerd met
versie 4V1 van de Interrogator-software, die de meeteenheden voor
de Cross Duct-uitvoering weergeeft als %LEL/m.
1) Controleer of de Interrogator correct verbonden is met de IS-
connector op de DVC100(M) of DX100(M) aansluitdoos.
2) Controleer of de RS485-draden A en B van de Excel-eenheid met
de juiste aansluitklemmen in de DVC100/DX100 zijn verbonden.
Controleer de voedingsspanning van +24 V naar de Excel-eenheid.
De spanning moet tussen +18 V en +32 V liggen.
Controleer de batterij in de Interrogator en vervang deze indien nodig.
Zie Appendix A. hoofdstuk A.4.3.
1) Controleer of de signaalsterktes die de ontvanger bereiken meer
zijn dan 0,7 en minder dan 2,0.
2) Controleer of de juiste afstand voor de padlengte is ingevoerd.
3) Controleer of de ontvanger optimaal is uitgelijnd. Het opgevangen
signaal moet het hoogst haalbare zijn. Uitlijnen tot het signaal net
boven de minimumsignaaldrempel ligt, is niet voldoende en kan
tot gevolg hebben dat de installatie niet aan de IAA-controlecriteria
voldoet.
4) Controleer de uitlijning van de transmitter.
5) Ga na of de infraroodbundel niet geheel of gedeeltelijk wordt
geblokkeerd.
6) Controleer of de vensters van de transmitter en de ontvanger goed
schoon zijn.
7) Ga na of de transmitter en de ontvanger op een stevige, stabiele en
trillingsvrije draagconstructie zijn gemonteerd.
8) Ga na of er misschien gas in de bundel aanwezig is - dit maakt een
exacte nulinstelling onmogelijk.
9) Installatie bij slecht zicht of andere atmosferische omstandigheden
die de signaaltransmissie bemoeilijken moet dringend worden
ontraden. Installeer het systeem daarom niet bij zware regen,
sneeuw of mist.
Lijn de ontvanger opnieuw uit, eerst met de telescoop en daarna met
de Interrogator.
Lijn de transmitter opnieuw uit met de telescoop.
63
Searchline Excel