32
EL3000 CONTINUE GASANALYSATORS
|
CI/EL3000-NL REV. B
Om een snellere analyse te verkrijgen, kan een bypass worden ingesteld vóór
de eerste omschakelarmatuur. De bypass moet langer zijn dan 3 m bij een
nominale diameter van 4 mm om verspreiding van de lucht uit de omgeving
te voorkomen.
De meetgasdruk moet op het bemonsteringspunt worden verlaagd. Er moet
een verdampingsdrukregelaar worden gebruikt bij de afname uit leidingen
voor vloeibaar gas.
Meetgastoevoerleiding
De meetgastoevoerleiding moet bestaan uit roestvrijstalen buizen, zo kort
mogelijk zijn en zo weinig mogelijk overgangen hebben.
De buisdiameter vanaf het begin van de eerste omschakelarmatuur moet
3 mm buiten en 2 mm binnen zijn. De meetgasaansluiting op de
gasanalysator is ontworpen voor een buis met een buitendiameter van
3 mm. De aansluitingen moeten worden ontworpen als
Swagelok®-schroefaansluitingen.
De zuurstofspooranalysatormodule ZO23 mag niet in serie worden
aangesloten met andere analysatormodules ZO23 of andere gasanalysators.
Gasafvoerleiding
De gasafvoerleiding kan worden ontworpen als een slangleiding. De lengte
moet groter zijn dan 3 m bij een nominale diameter van 4 mm om
terugdiffusie uit de omgevingslucht te voorkomen.
Bypass
De gasanalysator wordt in bypass aangesloten op een gasstroom met een
constant debiet (ongeveer 30 l/u). Het naaldventiel moet worden
geïnstalleerd vóór de aftakking naar de gasanalysator en de
bypassstroommeter na de aftakking naar de gasanalysator.
De gasanalysator neemt 8 l/u van de gasstroom. Er blijft een overschot van
ca. 20 l/u over. Als meerdere analysatormodules ZO23 parallel met gas
worden gevoed (redundante meting), moet het debiet zo hoog worden
ingesteld dat de bypass een overschot van 20 l/u heeft.
De bypass van de uitlaat van de gasanalysator moet langer zijn dan 3 m bij
een nominale diameter van 4 mm om te voorkomen dat de lucht
terugstroomt.
In verband met mogelijke lekken moeten de debietmeters altijd in het
bypasstraject na de aftakking naar de gasanalysator of na de gasanalysator
worden geplaatst; ze mogen in geen geval vóór de meetcel in de
meetgastoevoerleiding worden geïnstalleerd.
Uitlaatgas
Het meetgas en de bypass moeten op voldoende afstand van de
gasanalysator in de atmosfeer of in een drukloos uitlaatgasopvangsysteem
worden geloosd. Lange buisleidingen en drukschommelingen moeten
worden vermeden.
Om meettechnische redenen en veiligheidsredenen mogen het meetgas en
de bypass niet in de omgeving van de gasanalysator in de atmosfeer
terechtkomen, aangezien de omgevingslucht als referentielucht dient en om
verstikking door zuurstofgebrek te voorkomen. Er moet op worden
toegezien dat het uitlaatgas alleen in voldoende verdunning in de ademlucht
terechtkomt.