Categorie
a)
b)
53
54
55
56
57
58
59
60
61
[1]
af fabriek
[2]
Optie
6.3
Waarschuwingsmeldingen
Een waarschuwing wordt op apparaten met een apparaatdisplay met de letter A weergegeven en
op apparaten met meerdere displays weergegeven met de letters Att . De mogelijke oorzaak van
de waarschuwing wordt aangegeven met het desbetreffende waarschuwingsnummer (zie tabel).
•
Treden er meerdere waarschuwingen op, dan worden ze achter elkaar weergegeven.
•
Houd een documentatie bij van opgetreden waarschuwingen van het lasapparaat en meld ze aan het
onderhoudspersoneel.
Waarschuwing
1 Te hoge temperatuur
4 Beschermgas
5 Koelmiddeldoorstroom
6 Weinig draad
7 CanBus uitgevallen
8 Lasstroomcircuit
10 Deelinverter
099-00LPXQ-EW505
13.03.2018
Fout
Mogelijke oorzaak
c)
Geen DV-
Draadaanvoerapparaat 2 niet
apparaat 2
herkend
VRD-fout
Fout nullastspanningsreductie
DV-overstroom
Overstroomdetectie
draadtoevoeraandrijving
Netfase-uitval
Een fase van de netspanning is
uitgevallen
Tachofout slave Storing DV-apparaat (slave-
aandrijving)
Continue overbelasting van de
draadaandrijving (slave-
aandrijving)
Kortsluiting
Controleer het lasstroomcircuit
op kortsluiting
incompatib.
Een van de op het systeem
apparaat
aangesloten apparaten is
incompatibel
Incompat.
De software van een apparaat
software
is niet compatibel
Lasbewaking
De werkelijke waarde van een
lasparameter ligt buiten het
opgegeven tolerantieveld
Mogelijke oorzaak
Er dreigt een uitschakeling door een te hoge temperatuur.
[2]
Beschermgasvoeding controleren.
Doorstroom (<= 0,7 l/min / <= 0,18 gal./min)
Er is weinig draad op de spoel.
Draadaanvoerapparaat niet aangesloten, zekeringsautomaat
draadtoevoermotor (geactiveerde automaat door bedienen
resetten).
De inductie van het lasstroomcircuit is te hoog voor de
geselecteerde lasopdracht.
Een van meerdere deelinvertoren levert geen lasstroom.
Verhelpen van storingen
Waarschuwingsmeldingen
Oplossing
Stuurstroomkabels van het
DV-apparaat controleren resp.
aansluiten
Indien nodig extern apparaat
van het lasstroomcircuit
loskoppelen; service
informeren
Draadtoevoerkern niet in
nauwe bochten leggen,
draadtoevoerkern op
soepelheid controleren
Netaansluiting, netstekker en
netbeveiliging controleren
Aansluitingen, leidingen,
verbindingen controleren
Draadtoevoerkern niet in
nauwe bochten leggen,
draadtoevoerkern op
soepelheid controleren
Lasstroomcircuit controleren;
lastoorts geïsoleerd
wegleggen
Koppel het incompatibele
apparaat los van het systeem
Servicedienst informeren
Tolerantievelden in acht
nemen, lasparameters
aanpassen
[1]
61