5.10.1.16 Weergave gemiddelde waarde bij superPuls (P19)
Functie actief (P19 = 1)
•
Bij superPuls wordt de gemiddelde waarde van het vermogen van A (P
display weergegeven (af fabriek).
Functie niet actief (P19 = 0)
•
Bij superPuls wordt uitsluitend het vermogen van programma A op het display weergegeven.
Wordt bij een geactiveerde functie het cijfer 000 op het apparaatdisplay weergegeven, dan
handelt het zich om een ongebruikelijke, incompatibele systeemsamenstelling. Oplossing:
speciale parameter P19 uitschakelen.
5.10.1.17 Instelling pulsbooglassen in programma PA (P20)
Uitsluitend bij apparaatvarianten met het lasproces pulsvlamboog.
Functie actief (P20 = 1)
•
Zijn de functies superPuls en omschakeling van de lasmethode beschikbaar en ingeschakeld, dan
wordt de lasmethode pulsbooglassen altijd in het hoofdprogramma PA uitgevoerd (af fabriek).
Functie niet actief (P20 = 0)
•
Instelling pulsbooglassen in programma PA uitgeschakeld.
5.10.1.18 Absolute waarde-instelling voor relatieve programma's (P21)
Startprogramma (P
relatief of absoluut ten opzichte van het hoofdprogramma (P
Functie actief (P21 = 1)
•
Absolute parameterinstelling.
Functie niet actief (P21 = 0)
•
Relatieve parameterinstelling (af fabriek).
5.10.1.19 Elektronische gasdebietregeling, type (P22)
Uitsluitend actief bij apparaten met ingebouwde gasdebietregeling (optie af fabriek).
De instelling mag uitsluitend door bevoegd servicepersoneel worden uitgevoerd (basisinstelling = 1).
5.10.1.20 Programma-instelling voor relatieve programma's (P23)
De relatieve programma's Start-, Daal- en Eindprogramma kunnen gezamenlijk of afzonderlijk voor
arbeidspunten P0-P15 worden ingesteld. Bij gezamenlijke instelling worden de parameterwaarden in
tegenstelling tot de afzonderlijke instelling in de JOB opgeslagen. Bij afzonderlijke instellingen zijn de
parameterwaarden voor alle JOB's gelijk (uitzondering Speciale JOB's SP1,SP2 en SP3).
5.10.1.21 Weergave correctie- of instelspanning (P24)
Bij de instelling van de vlamboogcorrectie met de rechter draaiknop kan de correctiespanning +- 9,9 V (af
fabriek) of de absolute instelspanning worden weergegeven.
5.10.1.22 JOB-selectie bij expertmodus (P25)
Met de speciale parameter P25 kan worden bepaald of bij het draadaanvoerapparaat de speciale JOB's
SP1/2/3 of de lasopdrachtselectie overeenkomstig de JOB-lijst geselecteerd kan worden.
5.10.1.23 Instelwaarde draadverwarming (P26)
Voorverwarming van de lasdraad in het temperatuurbereik van 25°C - 50°C. Instelling 45°C af fabriek.
5.10.1.24 Omschakeling van de bedrijfsmodus bij lassoort (P27)
De gebruiker kan bij geselecteerde bedrijfsmodus 4-takt-speciaal door de tijd dat de toortsknop wordt
gebruikt bepalen in welke bedrijfsmodus (4-takt of 4-takt-speciaal) het programmaverloop wordt
uitgevoerd.
Toortsknop ingedrukt houden (langer 300 ms): Programmaverloop met bedrijfsmodus 4-takt-speciaal
(standaard).
Druk op toortsschakelaar: Apparaat wisselt naar bedrijfsmodus 4-takt.
5.10.1.25 Foutdrempel elektronische gasdebietregeling (P28)
De procentuele ingestelde waarde geeft de foutdrempel weer. Wordt deze drempel onder- of
overschreden vindt er een foutmelding > zie hoofdstuk 5.7.1
099-00LPXQ-EW505
13.03.2018
), down-slope-programma (P
START
Beschrijving van de werking
Speciale parameters (uitgebreide instellingen)
) en programma B (P
A
) en eindprogramma (P
B
END
) worden ingesteld.
A
plaats.
) op het
B
) kunnen naar wens
53