7.3 Bescherming tegen vastlopen van de pomp
Om het vastlopen van de aangesloten componenten te
verhinderen, wordt de uitgang klem X1 : 1 dagelijks
gedurende ca. 35 seconden geactiveerd.
7.4 Referentiegrootte van de pomptoerentalsturing in verbinding met collectoren
De regelaar heeft een toerentalsturing waarmee de pomp
continu aangestuurd wordt.
De aansturing is afhankelijk van volgende factoren :
•
bij de temperatuur aan de referentievoeler (TSU, TPU
of TSB) wordt een vast ingestelde verhoging van 10K
bijgeteld. De toerentalsturing tracht nu de
collectortemperatuur (TKO) op deze waarde te regelen.
Vb. : (met boiler)
De gewenste collectortemperatuur krijgt men uit:
Verhoging:
+ actuele boilertemperatuur:
= ingestelde collectortemp.:
•
Valt de actuele collectortemperatuur in de richting van
de gewenste temperatuur, dan moduleert het toerental
binnen de aangegeven grenzen.
Opmerking :
door de continu aansturing komt het in
het modulatiebereik tot een pulserende
volumestroom, welke zich door
stromingsgeluiden resp. door het trillen
van de soepele leidingen bemerkbaar laat
maken.
De in- en uitschakelvereisten voor de pomp zijn instelbaar
(zie hfst. 6.3). Overschrijdt de collectortemperatuur de
boilertemperatuur met + 7K (Diff. Boiler Aan) dan
wordt de pomp ingeschakeld, onderschrijdt de
collectortemperatuur de waarde van de
"Boilertemperatuur + 4K" (Diff. Boiler Uit),
dan wordt de pomp uitgeschakeld.
10K
vast ingesteld
40°C
(TSU)
50°C
(TKO)
7
29