Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

5. STARTPROGRAMMA

Wanneer de benodigde gas aanvoerdruk aanwezig is, de juiste voedingsspanning
op het paneel staat, de veiligheidsafsluiters gesloten zijn, de aan/uit
thermostaatregeling vragend staat en aan alle overige (ketel)voorwaarden is
voldaan, kan de brander worden ingeschakeld door de branderschakelaar in de
stand "1" te zetten.
Het startprogramma verloopt als volgt:
A. Na de inschakeling start eerst de ventilator in het lage toerental, onmiddellijk of
na een korte tijdsinterval.
B. Na volledige aanloop van de ventilator stuurt de servomotor de lucht
hoeveelheidregelaar (pos. HR2) naar de open stand.
Mocht de servomotor die de lucht hoeveelheidregelaar bedient het eind van de
slag niet bereiken, houdt dit in dat de luchtkleppen onvoldoende geopend zijn.
De brander wordt dan uitgeschakeld en vergrendeld.
C. Zodra de lucht hoeveelheidregelaar (pos. HR2) geopend is begint de spoeltijd.
Tijdens de circa 30 seconden durende spoeltijd wordt de ketel geventileerd, om
mogelijk aanwezige achtergebleven resten van verbrandingsgassen te
verwijderen. Gedurende de gehele spoeltijd wordt de openstand van de
luchtkleppen en de minimaal vereiste luchtdruk bewaakt vanuit de
branderautomaat en toerental beveiliging.
D. Aan het eind van de spoeltijd gaat de ventilator naar een lager toerental en
stuurt de servomotor de lucht hoeveelheidregelaar (pos. HR2) naar de
startstand en loopt nu ook de gas hoeveelheidregelaar (pos.HR1) aangedreven
door een servomotor naar de startpositie. De minimaal vereiste luchtdruk wordt
in het lage toerental en tijdens bedrijf bewaakt door een tweede
luchtdrukschakelaar (pos. LD2laag).
E. Nadat de hoeveelheidregelaar(s) (pos. HR1 en HR2) de startstand bereikt heeft
vervolgt het programma. Kort nadat het programma wordt vervolgd wordt de
ontstekingstransformator ingeschakeld.
Er ontstaat een elektrische vonk tussen de twee ontstekingselektroden.
F. Na 3 seconden worden de aansteekmagneetafsluiter(s) (pos. MK) geopend en
het gas wordt door de elektrische ontsteking ontstoken.
Na een vaste tijd van 5 sec. dient de vlambewaking actief te worden.
Binnen die tijd moet de aansteekvlam gevormd zijn en door de vlambeveiliging
worden waargenomen.
De tijd van 5 sec waarbinnen de aansteekvlam gevormd moet worden, wordt de
e
1
veiligheidstijd genoemd. Is de vlam niet gevormd dan spreekt de
vlambeveiliging aan en vindt onmiddellijke uitschakeling en vergrendeling van
de brander plaats. Op het schakelpaneel is er branderstoring zichtbaar. Aan het
e
einde van de 1
veiligheidstijd wordt de elektrische ontstekingsvonk
afgeschakeld.
De aansteekvlam moet nu zelfstandig stabiel branden.
De vlambewaking blijft vanaf nu gedurende de gehele bedrijfstijd van de
brander paraat.
G. Wanneer de aansteekvlam is ontstaan en door de vlambewaking waargenomen
dan volgt na korte tijdsinterval de ontsteking van de hoofdbrander. Hiervoor
worden de veiligheids-afsluiters (pos.VA1 en VA2) geopend.
Pagina. 9
LMV2670.NL202001_V2

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave