Controleer:
•
of er voldoende stroming is over de condensor. (circulatiepomp werkt niet
of afsluiters open/dicht.)
•
of er geen lucht in de condensor of het bijbehorend systeem zit.
Pas op bij ontluchten voor de hete delen en eventueel wegspuitend heet
water!
Max. druk condensor ECO (indien van toepassing)
Vervuiling van de rookgascondensor wordt bewaakt door de rookgaszijdige
weerstand te bewaken met een drukschakelaar, die bij mogelijk te hoog stijgen van
deze druk ingrijpt. Deze drukschakelaar is geplaatst op het rookgaskanaal tussen
de ketel en de condensor.
Mogelijke storingsoorzaken:
•
rookgaszijdig vervuilde condensor.
•
rookgasklep(pen) niet in de juiste stand(en).
•
condenswaterafvoer verstopt.
Controleer:
•
mogelijke vervuiling door inspectieluik(je) aan rookgasinlaatzijde te
openen
•
de stand van de rookgasklep(pen).
•
de condensafvoerleiding en de condensaatbak onder de condensor.
Frequentieregelaar code F
Als een interne of externe fout wordt gesignaleerd door de frequentieregelaar dan
zal deze stoppen en verschijnt er het symbool "F" met het nummer van de storing
en een korte omschrijving in het scherm.
Let op! Als u de serviceafdeling of storingsdienst benaderd vanwege een
opgetreden fout, zorg er dan voor dat u de foutcode(s) en tekst die op dat moment
in het display staan heeft opgeschreven.
Nadat de oorzaak van de ontstane fout opgeheven is kan met behulp van enkele
druk op de toets "reset / enter" de storing reset worden.
Onder normale condities is de frequentieregelaar onderhoudsvrij. De
frequentieregelaar is uitgerust met een koelventilator waarmee omgevingslucht
langs de onderliggende koelelementen en daar weer onder liggende onderdelen
wordt geblazen.
Let op dat de stroming van de koelingslucht niet belemmerd wordt doordat de inlaat
van de koelventilator en/of de uitlaat aan de onderzijde (gedeeltelijk) afgedekt zijn.
Bij te hoge temperatuur van het koellichaam geeft de regelaar de fout "F14" in het
display aan.
Vlamstoring
Vlamstoring is absoluut de lastigst te traceren storing die zich kan voordoen in een
branderinstallatie. Door het al dan niet waarnemen van de vlam door de
vlambeveiliging, in welk stadium van het (start)programma dan ook, kan een
vlamstoring ontstaan. Een vlamstoring kan ook ontstaan doordat de gasvlam niet
ontstoken wordt. Dit kan zowel komen doordat de aansteekvlam niet door de
elektrische ontsteking ontstoken wordt, alsook de hoofdvlam die niet door de
aansteekvlam ontstoken wordt.
Pagina. 19
LMV2670.NL202001_V2