Een andere oorzaak kan zijn dat de verbranding dusdanig slecht is dat de vlam
tijdens bedrijf dooft, waardoor het vlamsignaal wegvalt.
Door de vele mogelijke oorzaken is het erg moeilijk te achterhalen waardoor een
vlamstoring optreedt. Probeer daarom te achterhalen op welk moment de storing in
het startprogramma optreedt en noteer de status op het display van de
branderautomaat.
Mogelijke storingsoorzaken:
Geen ontstekingsvonk door:
• defecte ontstekingstransformator;
• defecte of niet goed afgestelde ontstekingselektrode(n);
• losse ontstekingskabel(s);
• vonk niet op de juiste plaats (slaat mogelijk over naar aarde/massa).
geen aansteekvlam door:
• defecte gasmagneetafsluiter(s) (pos. MK)
• geen brandbaar gasmengsel, steekt niet aan
• aansteekvlam wordt niet waargenomen door de vlamdetector of te laag
vlamsignaal
geen hoofdvlam door:
• defecte veiligheidsafsluiter(s) (pos. VA1 en VA2)
• de handafsluiter (pos.A2) bij de brander is niet open.
• de gas/luchtverhouding is niet goed op elkaar afgestemd, waardoor het
gas/luchtmengsel niet ontsteekt of dooft tijdens bedrijf.
• hoofdvlam wordt niet waargenomen door de vlamdetector of te laag vlamsignaal
Vlamsignaal voordat gas vrijgegeven wordt door:
• defecte vlambeveiliging
• vreemd licht via kijkglazen
BELANGRIJK:
Na een storing moet de resetknop ingedrukt worden om de storing op te heffen.
Alvorens te resetten, noteer de storing en of code in het venster van de
branderautomaat.
Let op!! De maximaal thermostaat en laagwater (vlotter)beveiliging zijn mogelijk
voorzien van een mechanische vergrendeling. De mechanische resetknop bevindt
zich op de beveiliging zelf en dient als eerste herstelt te worden.
Indien storing, maar geen storingsmelding op het branderpaneel dan kan de
mogelijk aanwezige CO
-dosering en/of CO-detector op storing staan.
2
Pagina. 20
LMV2670.NL202001_V2