8. Test de gemaakte aansluiting altijd op gaslekken in een goed geventileerde ruimte, vrij
van open verbrandingen of andere ontstekingsbronnen. Draai de gaskraan één tot twee
slagen open en controleer alle aansluitingen op lekkage met een gaslekzoeker of zeepsop.
Controleer hierbij de gasfleskraan, gasdrukregelaar, slangverbinding en de gaskraan van
het product.
·
Als er luchtbellen ontstaan, is de installatie niet gasdicht. Gebruik het product niet als de
installatie niet gasdicht is! Neem contact op met een erkende installateur voor controle of
assistentie.
9. Als de installatie geen sporen van lekkage toont, kan het product in gebruik genomen
worden. Monteer de beschermkap van de gasfles aan de achterzijde er weer op. Let er
goed op dat de gasslang niet bekneld raakt bij het monteren van de beschermkap. Indien
nodig kun je de gasfles een beetje draaien.
Veiligheidsvoorzieningen
Dit product is voorzien van diverse veiligheidsvoorzieningen om de veiligheid te garanderen:
·
Thermische beveiliging: Als de waakvlam dooft, wordt automatisch de gastoevoer
afgesloten.
·
Zuurstofgebrek beveiliging: Het product meet continu de zuurstofverhouding in de
lucht rondom het product. Wanneer het zuurstofgehalte te laag wordt, zal het product
automatisch uitschakelen. Zo wordt koolmonoxidevergiftiging voorkomen.
·
Omval beveiliging: Wanneer het product om zou vallen, sluit een speciaal mechanisme
onmiddellijk de gastoevoer af om te voorkomen dat het product blijft branden terwijl hij op
de grond valt.
·
Aanraak beveiliging: Speciaal ontworpen roosters zorgen ervoor dat je nooit in direct
contact met de (brandende) warme delen van het product kunt komen.
ONDERHOUD EN REINIGING
·
Zorg er altijd voor dat de gaskraan van de gasfles volledig afgesloten is en het product
afgekoeld is, voordat je het product gaat reinigen.
·
Reinig het product nooit als deze aan staat, dit kan ernstige verwondingen veroorzaken!
·
Het product dient regelmatig (jaarlijks) door een installateur of specialist gecontroleerd te
worden op veiligheid.
·
Reinig de behuizing regelmatig aan zowel de binnen- als buitenzijde met een licht vochtige
en schone doek met milde afwasmiddel. Gebruik geen agressieve schoonmaakmiddelen,
deze kunnen de laklaag beschadigen.
·
Zorg ervoor dat er geen water in de bedieningsknop, ontstekingsknop of bij de gasregelaars
komt. Maak het product goed droog voordat je deze weer gebruikt.
·
Controleer tijdens het gebruik regelmatig de waakvlam. Deze dient egaal blauw te
branden. Wanneer de waakvlam wakkert of geel brandt, dient het product door een
installateur of specialist op vervuiling gecontroleerd te warden.
·
Controleer of de gasslang in orde is. Als deze geknipt, beschadigd of versleten is moet je
deze vervangen voor een nieuwe geschikte gasslang.
12