Stelt de scherpstellingsfuncties in.
1. MENU →
2. Maak de instellingen met de voorste/achterste keuzeknop of het besturingswiel.
Wanneer de scherpstellingsfunctie is ingesteld op [Aut.
scherpst.]/[D. handm. sch.]
Voorste keuzeknop: Verplaatst het kader rond het scherpstelgebied omhoog/omlaag.
Achterste keuzeknop: Verplaatst het kader rond het scherpstelgebied naar rechts/links.
Besturingswiel: Selecteert het scherpstelgebied.
Wanneer de scherpstelfunctie is ingesteld op [H. scherpst.]
Als u handmatig scherpstelt, kunt u het te vergroten gebied instellen.
Voorste keuzeknop: Verplaatst het te vergroten gebied omhoog/omlaag.
Achterste keuzeknop: Verplaatst het te vergroten gebied naar rechts/links.
Besturingswiel: Verplaatst het te vergroten gebied omhoog/omlaag.
Opmerking
U kunt het scherpstelgebied verplaatsen wanneer [Scherpstelgebied] is ingesteld op het
volgende:
[Zone]
[Flexibel punt]
[AF-vergrendeling: Zone]
[AF-vergrendeling: Flexibel punt]
[79] Hoe te gebruiken
AF met sluiter (stilstaand beeld)
Selecteert of automatisch wordt scherpgesteld wanneer de ontspanknop tot halverwege
wordt ingedrukt. Selecteer [Uit] om de scherpstelling en belichting afzonderlijk in te stellen.
1. MENU →
(Eigen instellingen) → [
Menu-onderdelen
Aan (standaardinstelling):
De automatische scherpstellingsfunctie treedt in werking wanneer u de ontspanknop tot
(Camera- instellingen) → [Scherpstelinst.].
De opnamefuncties gebruiken
Scherpstellen
AF met sluiter] → gewenste instelling.