Inschakelen van
het apparaat
Het apparaat met de insteltoets 1/8
inschakelen.
Er is een alarmsignaal te horen.
De alarmtoets 2/1 knippert.
Druk op de alarmtoets 2/1. Het
alarmsignaal wordt uitgeschakeld.
De alarmtoets 2/1 brandt tot
de ingestelde temperatuur in
de diepvriesruimte is bereikt.
Bij geopende deur brandt de verlichting
in de koelruimte.
Aanwijzingen bij het gebruik
Na het inschakelen kan het een aantal
■
uren duren voordat de ingestelde
temperaturen zijn bereikt.
Door het volledig automatische
■
No Frost-systeem blijft de vriesruimte
ijsvrij. Ontdooien is overbodig.
De voorzijde van het apparaat achter
■
de deur wordt gedeeltelijk licht
verwarmd waardoor de vorming van
condenswater in de buurt van de
deurafdichting wordt voorkomen.
Wanneer de deur van de
■
diepvriesruimte na het sluiten niet
direct weer geopend kan worden,
dient u even te wachten tot de
onderdruk is verdwenen.
Instellen van
de temperatuur
Afb. 2
Koelruimte
De temperatuur is instelbaar van +2 °C
tot +8 °C.
Temperatuur-insteltoets 6 net zo vaak
indrukken tot de gewenste temperatuur
in de koelruimte is ingesteld. De laatst
ingestelde waarde wordt in het
geheugen opgeslagen.
De ingestelde temperatuur wordt op
indicatie 7 aangegeven.
Wij adviseren een temperatuurinstelling
van +4 °C voor de koelruimte.
Gevoelige levensmiddelen niet warmer
dan bij +4 °C bewaren.
Diepvriesruimte
De temperatuur is instelbaar van –16 °C
tot –24 °C.
Temperatuurinsteltoetsen 3 meermaals
indrukken tot de gewenste
diepvriesruimtetemperatuur is ingesteld.
De laatst ingestelde waarde wordt in het
geheugen opgeslagen.
De ingestelde temperatuur wordt op
indicatie 4 aangegeven.
Wij adviseren een instelling van –18 °C
voor de diepvriesruimte.
nl
29