5
Bediening
Inschakelen/uitschakelen/herstellen
5.12
5.12.1
72
Building Technologies
Fire Safety & Security Products
Inschakelen/uitschakelen/herstellen
Uitgangen, bijvoorbeeld 'Alarmgevers', kunt u activeren en deactiveren.
Kanaalingangen, bijvoorbeeld melders, kunnen worden geactiveerd maar niet
gedeactiveerd. Na een inschakeling kunnen deze worden hersteld.
Tijdens het activeren van 'Brand sturingen' worden bijvoorbeeld kleppen, liften,
installatievoorzieningen en blusvoorzieningen – ook met blusgassen –
aangestuurd. Daarom moet u passende voorzorgsmaatregelen nemen om
mogelijke schade te voorkomen.
WAARSCHUWING
Uitgeschakelde sturingen verhinderen geschikte maatregelen in geval van brand!
Lichamelijk letsel en materiële schade bij brand.
Bewaak het gedeactiveerde gedeelte met personeel.
U moet gedeactiveerde sturingen zo spoedig mogelijk weer activeren.
WAARSCHUWING
Geactiveerde delen van de installatie kunnen de alarmering en universele sturing
activeren!
Lichamelijk letsel door blusactivering.
De brandweer wordt zonder noodzaak gealarmeerd.
Zet 'Brand sturingen' van tevoren op 'Sturingtest'.
Licht van tevoren de brandweer in.
Alarmindicator (AI) activeren
Een alarmindicator kunt u bijvoorbeeld activeren om de geografische toewijzing
van een melder te controleren. Deze functie is nuttig voor de inbedrijfstelling of het
onderhoud.
'Activeer alarmindicator'
1. Selecteer in het hoofdmenu het menupunt 'Topologie'.
De drie deelstructuren van de topologiestructuur worden weergegeven.
2. Selecteer 'Melder structuur'.
3. Navigeer met softkey 2 'Lager niveau' verder in de boomstructuur naar de
melder.
4. Selecteer een melder.
5. Druk op <Softkey 3> 'Meer Opties'.
Het venster 'Optie selecteren' wordt weergegeven.
6. Selecteer de optie 'Uitvoeren commando's'
Het venster 'Selecteer commando' wordt weergegeven.
7. Selecteer het commando 'Activeer alarmindicator'.
De alarmindicator is geactiveerd.
A6V10211076_d_nl_NL
16-8-2010