9
Beschrijving van het systeem
Topologie
9.2.7
136
Building Technologies
Fire Safety & Security Products
Netwerkstructuur
De netwerkboom geeft de netwerkstructuur van een FS720-systeem weer.
Typen netwerkkoppeling
De stations in het brandmeldsysteem kunnen op de volgende wijzen in een
netwerk worden gekoppeld:
SAFEDLINK (systeembus)
SAFEDLINK, geavanceerd: koppeling van meerdere SAFEDLINK-subnetten
via C-web/LAN (optisch Ethernet)
Ethernet elektrisch (niet EN-54-conform)
SAFEDLINK en Ethernet gemengd (niet EN-54-conform)
Aansluittypen/functies
De stations in het netwerk kunnen de volgende aansluittypen/functies hebben:
Standalone-station: zelfstandig station
SAFEDLINK-station: station in SAFEDLINK-netwerk.
Routerstation: station in SAFEDLINK-subnet met verbinding met C-web/LAN.
Ethernetstation: station in het Ethernet-subnet waarop via SAFEDLINK geen
verdere stations zijn aangesloten.
GAP-station: station in het netwerk voor de verbinding met een
supervisiesysteem (BACnet-client).
–
Het GAP-station heeft de functie van een DHCP-server (configureerbaar).
–
De DHCP-server wijst automatisch IP-adressen aan de clients toe, uit een
gedefinieerde IP-adresruimte. Daarmee kan een pc bijvoorbeeld lokale
toegang krijgen.
Voor het GAP-station kan een route naar een externe IP-router worden
gedefinieerd.
Geavanceerde netwerkkoppeling
De geavanceerde netwerkkoppeling is de vereniging van meerdere SAFEDLINK-
subnetten via C-web/LAN, dat als optisch Ethernet in ringtopologie wordt
uitgevoerd.
De communicatie tussen de subnetten loopt via routerstations.
Particulier/extern netwerk
Particulier netwerk: FS720-brandmeldinstallaties hebben een eigen bekabeling.
De IP-adressen komen uit een gereserveerd gedeelte voor particuliere
netwerken.
Extern netwerk: brandmeldinstallaties kunnen als subnetten in een bestaande
IT-infrastructuur worden opgenomen.
De opname in een extern netwerk is niet EN-54-conform
A6V10211076_d_nl_NL
16-8-2010