13.6 Het lampje vervangen
WAARSCHUWING!
Gevaar voor elektrische schokken.
Het lampje kan heet zijn.
1. Schakel de oven uit. Wacht tot de oven
afgekoeld is.
2. Trek de oven uit het stopcontact.
3. Plaats een doek op de bodem van de
holte.
14. PROBLEEMOPLOSSING
WAARSCHUWING!
Raadpleeg de hoofdstukken Veiligheid.
14.1 Wat te doen als...
Probleem
Er is geen vonk als je probeert de
vonkontsteking te activeren.
De vlam dooft onmiddellijk na de
ontsteking.
De vlamring is ongelijkmatig.
De branders werken niet.
De vlamkleur is oranje of geel.
De oven wordt niet warm.
De lamp werkt niet.
26
NEDERLANDS
De achterlamp
1. Draai het afdekglas van de lamp en
2. Reinig de glasafdekking.
3. Vervang de lamp door een geschikte 300
4. Installeer het glazen deksel.
Mogelijke oorzaak
De kookplaat is niet aangesloten op
een stopcontact of niet goed geïn‐
stalleerd.
De zekering is doorgeslagen.
De deksel en kroon van de brander
zijn niet goed geplaatst.
Het thermokoppel is niet voldoende
opgewarmd.
De branderkroon is verstopt met
voedselresten.
Er is geen gastoevoer.
De oven is uitgeschakeld.
De benodigde instellingen zijn niet
ingesteld.
De klok is niet ingesteld.
De lamp is defect.
verwijder het.
°C hittebestendige lamp.
Oplossing
Controleer of de kookplaat goed
aangesloten is op het lichtnet.
Raadpleeg het aansluitdiagram.
Verzeker je ervan dat de zekering
de oorzaak van de storing is. Als de
zekeringen keer op keer doorslaan,
neem je contact op met een erken‐
de installateur.
Plaats het branderdeksel en de
kroon op de juiste manier.
Na het ontsteken van de vlam, de
vlamontsteking circa 10 sec. inge‐
drukt houden.
Controleer of dat de injector niet ge‐
blokkeerd is en dat de branderkroon
schoon is.
Controleer de gasaansluiting.
De vlam kan er oranje of geel uit‐
zien op sommige plaatsen van de
brander. Dit is normaal.
Schakel de oven in.
Controleer of de instellingen correct
zijn.
Stel de klok in.
Vervang de lamp.