kookplaat na het reinigen droog met een
zachte doek.
• Was de geëmailleerde delen, deksels en
kronen met een warm sopje en laat ze
goed drogen alvorens ze terug te
plaatsen.
8.3 Reinigen van de
ontstekingsknop
Dit onderdeel is uitgerust met een
keramische ontstekingsbougie met een
metalen elektrode. Reinig deze onderdelen
altijd grondig, om moeilijkheden bij het
aansteken te voorkomen, en controleer of de
branderkroonopeningen niet verstopt zijn.
8.4 Pandragers
1. Verwijder de pandragers om de kookplaat
gemakkelijk te reinigen.
9. OVEN - DAGELIJKS GEBRUIK
WAARSCHUWING!
Raadpleeg de hoofdstukken Veiligheid.
9.1 Het in- en uitschakelen van de
oven
1. Draai de functieknop van de oven naar
een ovenfunctie.
2. Draai aan de knop voor de temperatuur
om de temperatuur te selecteren.
Het lampje gaat aan wanneer de oven in
werking is.
Voor de functies zonder verwarming is
het niet nodig om de temperatuur in te
stellen.
3. Om de oven uit te schakelen, draai je de
knoppen voor de ovenfuncties en
temperatuur naar de uit-stand.
9.2 Veiligheidsthermostaat
Een onjuiste bediening van de oven of
defecte componenten kunnen gevaarlijke
oververhitting veroorzaken. Om dit te
voorkomen is de oven voorzien van een
veiligheidsthermostaat die de stroomtoevoer
18
NEDERLANDS
Wees voorzichtig bij het terugzetten
van de pandragers om te voorkomen
dat de kookplaat beschadigd raakt.
2. Zorg er na het reinigen van de
pandragers voor dat deze op de juiste
plaats zijn teruggezet.
3. Om de brander goed te laten werken,
moet u ervoor zorgen dat de armen van
de pannendragers zijn uitgelijnd met het
midden van de brander.
8.5 Periodiek onderhoud
Raadpleeg regelmatig uw lokale
serviceafdeling, om de staat van de
gastoevoerleiding en de drukregelaar (indien
gemonteerd) te controleren.
onderbreekt. Zodra de temperatuur is
gedaald, wordt de oven automatisch weer
ingeschakeld.
9.3 Ovenfuncties
Uit-positie
De oven staat uit.
Ovenlampje
Het lampje activeren zonder een bereidings‐
functie.
Boven + onderwarmte
Voor het bakken en roosteren op één ovenni‐
veau.
Onderwarmte
Voor het bakken van taarten met een krokante
bodem en het bewaren van voedsel.
Warme Lucht
Voor het roosteren of bakken van gerechten
waarvoor dezelfde bereidingstemperatuur nodig
is, op meerdere roosterhoogten, zonder dat er
smaken worden overgebracht van het ene naar
het andere gerecht.